- Information
- AI Chat
2004 Slavernij en Afro Surin identiteit Tv G
Cultuurstudies II: Groepen In Diaspora; Vervolg (SOC-351)
Anton de Kom Universiteit van Suriname
Preview text
/)
Naast het Elkinsdebat oítstond, eveneens in de VS, ook een ander debat over de
gevolgen voor de nazaten van slavernij en daaropvolgende raciale segregatie. Iedere
verwijzing naar Elkins"Sambo'werd daarin resoluut bij het oud vuil gezer, maar wel
werd benadrukt hoe veel n zalen te kampen hadden met (culturele) zelÍhaat, identi-
teitscrises en meer algemeen een laag (cultureel) zelfbewustzijn Dir debat vond niet
zozeer onder historici plaats, maar meer onder sociaal-wetenschappers en activisten in
de Burgerrechten- en Black Powerbeweging. Het stond en staat vooral in het ceken
van het zoeken naar vormen van'empowerment' om de belastende erfenis van de
slavernij te boven te komen. In toenemende mare wordt dit bovendien gekoppeld
aan de eis van'reparations'.sHoe uiteenlopend deze debatten ook zijn, toch lijken de
meeste deelnemers een verband tussen de slavernijervaring en processen van identi-
teitsvorming niet uit te sluiten.
centraal in dit artikel staat daarom de vraag hoe met betrekking tot Suriname het
evenruele verband tussen slavernij onder Nederlandse regie en identiteits(mrs)vorming
moet worden geduid. Dit wordt onderzocht aan de hand van namen en systemen van
naamgeving als meest grijpbare vorm van identiteit, van ror slaaf gemaakte Afrikanen
die zich gaandeweg tot Afro-Surinamers onswikkelden. Die onrwikkeling wordt vaak
gezien als een proces van creolisering, als een continue strijd tussen sociaal-econo-
misch dominante en subalterne culturen die leidt tot culturele verandering en nieuw-
vorming. Dit concept, niet toevallig door historici en linguïsten van her Caraibisch
gebied onrwikkeld en inmiddels onderdeel van globaliseringdebatten geworden, is bij
uitstek geschikt voor de analyse van een zo complex proces als identireitsvorming in
een langdurige situatie van extreme ongelijkheid en cultureel verschil'The focus
on creolization draws attention to the agency of slaves themselves in fashioning an
identiry within the oppressive conditions of slavery', aldus historicus Paul Lovejoy.'
Het creoliseringsconcept dwingt namelijk tor onderzoek van ongelijkheid en ver-
schil brj de gratie van aandacht voor de onderlinge interactie tussen alle betrokkenen
en de lange termijn consequenties daarvan. Bovendien is creolisering een concept
dat perspectieÍbepaling vereist omdat het zowel aandacht geeft aan top-down aIs aan
bottom-up processen van verandering. In een situatie waarin de meeste bronnen alleen
van de'top', in casu de kolonisator/slavenhouder, afl<omstig zijn is het noodzaak het
4 Zie brjvoorbeeld het werk van de psycholoog William E Cross
Jr.,
Shades of black: Divereity ín AJii-
can-Amerian identily (Pfuladelphia 1991), of het geruchtmakende The Isis papers;The heys to the colors
(Chicago 1991) wn psychiater Frances Cress Welsing, met nme p 164. Ook in Nederland zijn (echo's
van) deze geluiden te horen, zoals bleek uit de kop boven een interview met de socioloog dr. Glcnn
Willemen:'Het zwefte gezln is in crisis doordat het mannelijke slaven omnoge lijk werd gemaakt hun
wderrol te verwllen', Het Parool,
juli 2003.
5 Zie bijvoorbeeld Ranrlall Robinson, The debt: What Ameríca owes to Blarks (New York 2000), of Ray-
mond A ed' ,
Should Aneríca pay? Slauery and the raging debate on reparations (NewYork 2003)
In Nederland schreefjuristeTsehai Aarten over'The legacy ofthe African slave trade:Are there legal
coÍrsequences today?The African reparation claim: a study into legd possibilities ofstate responsibiliry
for involvement in theAÊican slave trade andAfrican slavery and subsequently into the potential right
to reParation ofcertain states as well as ofcertain individuals or groups identifiable as descendants of
enslaved Africans' (doctoraalscriptre Rechtsgeleerdheid, Universiteit vm Amsterdam 2003)
6 Zie o.e,Cultural omplexíty. Síudies in the suial organization oÍmeanin! (NewYork 1992);Alex
van Stipriaan Luïscius, Creolíseing; vragen uan een baketbalplein, antwoorden van een watergod (lnaugurele
rede Erasmus Universiteit Rotterdam 2000)
7 PaulE,'EnslavedAfricansintheDiaspora',inIdemed., ldentityintheshatlowof slavery(Lon-
don/NewYork 2000) 20
Alex
van Stipriaan
art |.
.. í
JlavernrJ en
(le
struc oÍïr
Afro-
S urinaarnse identiteit
Onder invloed van de Burgerrechten- en Black Powerbeweging in deVerenigde Sta-
ten besloten sommige Afro-Amerikanen sinds 1960 hun naam, die als een belastende
slavernijerfenis werd ervaren, af te zweren. De beroemdste voorbeelden waren de
anonieme X van Malcolm en de transformatie van Cassius Clay in Muhammed Ali.
Gezien de toenemende politieke bewusrwording van de AÊo-surinaamse gemeen-
schappen aan beide zijden van de Adantische oceaan en de inspiratie die daarbij
wordt gevonden bij Amerikaanse voorbeelden, is het niet denkbeeldig dat ook in
Nederland in de toekomst naamswijzigingen zullen worden geëist. In dit arrikel zal
daarom de ontstaansgeschiedenis van die namen worden onderzocht als onderdeel van
de slavernijerfenis.
Namen vormen het meest'tastbare' deel van het nogal ongrijpbare maar veel bespro-
ken verschijnsel identiteit. Zonder het glibberige pad van de verhitte identiteitsdiscus-
sies te gaan bewandelen, dienen enkele debatten voor het voedicht re worden gehaald
die de duiding
van Afro-Surinaamse naamgeving als expressie van identiteitsvorming
kunnen verduidelijken. Zo woedde vanaf eind
jaren 1950 met name in deVerenigde
Staten het Elkinsdebat naar aanleiding van een geruchtmakende studie van de hisro-
ricus van die naam. Elkins stelde dat de specifieke vorm van de Noord-Amerikaanse
slavernij had geresulteerd in een specifiek soort slaaf. Deze geïnfantiliseerde 'slavish
personaliry'die hij overal in de bronnen tegenkwam, gaf hrj de srereorype slavennaam
'Sambo' en duidde deze met behulp van een psychoanalytische benadering; verder
vergeleek hij de plantage met het concentratiekamp als'total institution'. Een storm
vàn protest stak op, met name tegen het idee dat de plantage'devastared its victims
psychologically to such an extent that it left them powerless to resist their master's
authority or even to think or behave independently.'l Die storm is nu enigszins uitge-
raasd, maar een van de resultaten is een overweldigend aantal studies over de slavernij
waarin van de stereorype Sambo weinig overeind bleef.'zHooguit was hij het ideaal dat
de planter graag wilde zien of het masker dat de slaaf kon opzetren om zoveel mogelijk
met rust gelaten te worden. Met de mens achter dat masker had hij weinig van doen.
Zodoende ontstond langzamerhand een beeld van een systeem dat weliswaar rigide en
onderdrukkend was, maar tegelijk nooir werkelijk vat had gekregen op de binnenkanr
van het slavenleven, waaronder de zelfbeleefde cultuur en identiteit.
1 George M. Fredrickson,'The skeleton in the closet', The NewYork Revíew of Boobs 47 (November
- nr,61-65, aldaar 61.
2 Een overzicht vàn het hedendaags slavernij-onderzoek is bijvoorbeeld te vinden in Gad Heuman en
James
Walvin ed ,
The slavery reader
(London 2003).
3 Zie voor deze discussie Richard H King,'Domination and fabrication: Re-thinking Stanley Elkins'
Slavery', Slavery and Abolition 22 (2001) nr 2 en Ann J
ed ,
The debate over slavery. Stanley Elkins and
hís critia
(Urbana 1971)
Tijdschrift voor Geschiedenis,jrg. 1 17, nr,2004,p 522-
n Stipriaan
perspectief van de'bottom'niet uit het oog te
verliezen. In het hiernavolgende is dat
perspectiefuerschil vooral terug te vinden in de strijd tussen de Afro-Surinaamse bin-
nenwereld of interne cultuurdimensie en de externe cultuurdimensie, bestemd voor
interactie met de koloniaal Europese buitenwereld. Zoals zal blijken vertaalde zich dat
in een strijd tussen opgelegde en toegeschreven identiteit enerzijds en zelf gekozen
identiteit anderzijds zal blijken dat behoud of vorming van nieuwe eigenheid
in deze strijd paradoxaal genoeg bestaat bij
de gratie van een
proces van toe-eigening
van opgelegde
identiteit, door het te transformeren en op eigen wijze in te bedden in
het bestaande gezegd: door een proces van creolisering
CnrortsnntNc
Creool
en het daarvan afgeleide werkwoord creolisering zijn twee begrippen die sinds
de zestiende eeuw onlosmakelijk verbonden zijn met de geschiedenis van de Nieuwe
Wereld. Críollo/oíoulo/creools werd in de koloniale LatijrsAmerikaanse context de term
wearmee alles en iedereen werd aangeduid die niet Indiaans/Inheems was, maar wél ter
plaatse geboren of ontstaan. In het Cararbisch gebied, waar de meeste samenlevingen
waren gebaseerd op een klasse- en kleurscheiding tussen zwarte slaven en witte wijen,
werd de term creools uitsluitend gebruikt voor de
lokale nakomelingen
van één
van
die
twee groepen. Het
paradoxale van zo'n apartheidssysteem is dat in pnktijk de rwee
groepen in enkele opzichten toch ook erg op elkaar waren aangewezen dat er
in het dagelijk leven veel meer interactie tussen de groepen plaasvond dan de structuur
van het systeem doet vermoeden. Daaruit ontstond allerlei nieuws, variêrend van etni-
sche mengvormen tot nieuwe muzieksoorten en van compleet nieuwe talen tot totaal
veranderde culinaire tradities.
Aangezien het hier om echt ter plaatse geboren nieuwvorming ging, werd langzamer-
hand niet alleen de reproductie van aan de lokale plantagesamenlevingen aangepaste
Europese, dan wel AÊikaanse cultuur, als creools bestempeld -
wat wellicht eerder als
accu enlof syncretisme kan worden omschreven - maar in toenemende mate ook
het'product' dat het resultaat was van de interactie tussen Europa en AÊika. Daarmee
was het een veel dynamischer begrip geworden.'Wat dan onder creools
verstaan moest
worden hing af van de omstandigheden en kon dus per samenleving verschillen
eind negentiende eeuw, toen met name lingu.'rsten zich voor creoolse talen begonnen
te interesseren, verschoofde aandacht van'het creoolse'naar het proces van het creools
wórden, oftewel de creolisering behield dit nog lang een specifiek Cararbische
connotatie,
maar onder
invloed van de abstracte en modelmacige ealanalyse werd creo-
lisering een concept met universeler dimensres.
Afhankelijk van de mate van machtsongelijkheid enlof van demografische ongelijk-
heid tussen groepen die elkaars cultuur niet kennen, ontstaat eerst een rudimentaire
contactcultuur -
linguisten spreken in dat geval van een pidgin -
die slechts voor
beperkt
gebruik bestemd
is; de eigen cultuur blijft primair het contact bestaat uit
Zíe voor deze overeenkomst Willem Frijhofl'Toeëigening: vm bezitsdrang nmr betekenisgeving',
Trujuta 6
(1992) m.
Zie onder meer Sidney Mintz en Richard Price,
De geboorte van AJrikaans-Ameríkaawe ultuur (Leiden
2003 [1ee2)).
/)
een tamelijk plotselinge clas,, Íussen verschillende culturen en de macht is ongelijk
verdeeld, dan is het aÍhankelijk van de sociaal-psychologische afstand tot de domi-
nante groep of er creolisering gaat optreden. Is die aGtand tamelijk klein dan maakt
de pidginculntur uiteindelijk plaats voor de sociaal-economisch dominante cultuur. Is de
afitand groot, dan kan er uit het pidgín een werkelijk nieuwe cultuur ontstaan. Over de
snelheid en complexiteit van dat proces wordt hevig gediscussieerd
Een andere fundamentele discussie binnen het creoliseringdebat is die over de struc-
tuur en richting
van het creoliserinproces, of creolisering versmelting is van verschil-
lende cultuursystemen of dat het meer gaat om een opeenstapeling (bovengeschikt en
ondergeschikt) dan wel een koppeling van culturen. Binnen de Cararbische context
gaat het vooral om de vraag ofAÊika dan wel Europa het meest bepalend
is geweest
in de nieuwe cultuurvorming en in hoeverre op
het continuiim tussen die rwee
polen
de cultuur is
verschoven van de sociaal ondergeschikte AÊikaanse naar de dominante
Europese
pool een verschuiving in de loop der tijd wordt geconstateerd in de
richting van de sociaal-economisch dominante pool, dan spreekt men van décreolise-
ring. Maar niet alleen een cultuur kan venchuiven op het continuiim, ook de cultuur-
dragen bewegen zich erop. A-ftrankelijk van de sociale context waarin ze zich bevinden
laten zíj hun gedrag meer door de ene en dan weer meer door de andere culturele pool
bepalen demografsche patronen, machtsongelijkheid, sociale differentiacie
en verschillen tussen cultuursegmenten blijken daarb5 allemaal
van invloed. Bovendien
is het tamelijk simpele twee-polige continuiim in werkelijkheid veel complexer door
de aanwezigheid van andere dan AÊikaanse en Europese culturen -
zoals Inheemse en
Aziatische culturen. Ook de global culture is in toenemende mate een rol gaan spelen.
Cultuurverschuiving betekent daarom bepaald niet per definitie décreolisering, maar
kan even goed duiden op
recreolisering -bijvoorbeeld onder invloed
van cultuurnatro-
nalisme - of op een nieuwe fase van voortgaande creolisering.
Ondan-ks de erkenning dat creolisering zich per definitie a6peelt binnen asymmetrische
machtsrelaties wordt er sinds eind rwintigste eeuw met name in cultural studies,nogal eens
romantisch gedaan over de aantekkelijkheid van hybride culturele nieuwvormingen
die het gevolg zijn van interculhrrele enrounters. HierbS wordt veel meer de culturele
harmonie, dan de ongelijkheid en strijd benadrukt. Zoals de antropoloog Hannerz het
omschreef
: '[a]long the entie creolising spectnrm, Êom Fint World metropolis to Third
World village,
[...],
a conversation between cultures
goes on.'r'
De historische context waarin het creoliseringconcept geijkt werd, laat echter zien
hoezeer de dynamiek van creolisering aftrankelijk is van ongelijke demografische en
machtsverhoudingen evenals van de sociaal-psychologische a6tand tot de dominante
macht. Bovendien blijkt het proces in de loop der rijd van inhoud en richting te kun-
nen
veranderen. Dit betekent dat creolisering eerder duidt op een
grillig proces van
interculturele strijd en selectie, dan op een relariefharmonieuze interculturele conversa-
tie. Creolisering lijkt vooral te maken te hebben met de noodzaak te overleven.'Those
enslaved found creative ifalso often desperate ways ofadjusting to their bondage, of
course relying heavily on familiar ideas but adopting innovation out of necessiry',
Zie Lovejoy,'Enslaved Africans' en Richard Price,'The miracle of creolization: A retrospective', Nez
West lndian GuideT5 (2001) nr. l-2 ook voor deze en hiernavolgende discussies over creolisering
Van Stipriaan Luïscius, Creoliseing: vrdgen tan een basketbalplein, met name 4-
Ulf Hannerz,'The world in creolisation', Africa 57
(1987) nr, 555
8
10
71
)
of Papa. Maar in de onderlinge interactie konden zij er elkaar wél mee identificeren;
daarvoor werden de nieuwe etnische noemers als Papa of Kromanti (Cormantin)
gebruikt de slavenhandelaren waren de lichaamsversieringen niet meer dan een
hedendaagse streepjescode
met productinformatie. Eenmaal op de plantages zullen de
lichaamsversieringen vanAfrikanen
voor Europese
planters en opzichters
wel degelijk
ook een van de karakteristieken zijn geweest waarmee zlj - op z'n minst onbewust
- hun slaven identificeerden.
Verschillende antropologen en historici hebben er op gewezen dat kennelijk binnen
de vier
grote regio's
waar slaven
werden geronseld voldoende onderlinge cultuur-
verwantschap bestond om in de diaspora
tot groepsvorming te komen rond nieuw
gevormde etnische identiteiten.'8 Dat sommige etnische categorieën dominanter
aan-
wezíg ztjn in de Afro-Surinaamse cultuur dan andere, heeft waarschijnlijk te maken
met een combinatie van de omvang van de groep en het moment van binnenkomst in
Suriname
(tabel 1). Zo vormden de Papa de kleinste groep binnen de totaleA-frikaanse
instroom, maar
waren zij samen met de Loango wel bepalend voor de eerste fase van
Afro-Surinaamse cultuurvorming. De Cormanrins konden vervolgens nog meebou-
wen aan die fundamenten, maar voor een echt fundamentele bijdrage van de Mandin-
got die als laatsten kwamen, was daarna relarief veel minder ruimte meer over.
Naast deze
nieuwe, specifieke etnische identiteit is het niet denkbeeldig dat ook de
identiteit
van'Afrikaan' pas door de slavernijervaring ontstond hun gevangen-
schap zal de context waarvan de
meeste Afrikanen zich bewust waren vooral de eigen
gemeenschap met de omringende samenlevingen zijn
geweest en zullen zij geen idee
hebben gehad van de rest van het continent waarop zíj zich bevonden zullen
pas
bij aankomst
in de slavenforten voor het eerst van hun leven de zee hebben gezien.
Ook zal het
voor de meesten een vreemde ervaring zijn geweest om Afrikanen te ont-
moeten die ze niet
konden verstaan, laat staan Europeanen die er ook nog eens heel
anders uirzagen. Het is dus niet al te
vergezocht te veronderstellen dat het idee van'de
Afrikaan'pas ontstond in de diaspora, in de conÊontatie
met de etnische groep die hen
tot die ene gezamenlijke categorie van slaaf degradeerde. Dat betekent
dat ook toen
pas de huidskleur een deel van de identiteit werd, zoals ook Europeanen toen pas wit
werden. Dat bewustzijn
kwam waarschijnlijk op gang aan het begin van de oversteek
naar de Nieuwe Wereld, toen beide
parcijen letterlijk met elkaar opgescheept zaten.
Het zal dan ook niet voor niets zijn
geweest dat de meeste scheepsopstanden plaats-
vonden op het moment dat de kustlijn van Afrika uit het zicht
verdween.'t
CoNsrnuctlE vAN SLAvENIDENTITEIT
Direct na de traumatische oversteek over
de Atlantische Oceaan volgde als onderdeel
18 Zie Wim Hoogbergen, De Boni-oorlogen, 1757-1860; manonage en guerilla in Oost-Suriname
(Utrecht
- 42-46;John Thornton, Africa and AJrimns ín the making of
the Atlantíc world, 1400-1800 (Ctm-
bridge 1998); David Northrup,'Igbo and myth Igbo: Culture
and ethnicity in the Àdantic world,
1600-1850', Slaze ry
and Abolition 21
(2000) nr 3; Douglas B,'Ethnicity in the Diaspora: The
slave trade and the creation ofAÊican
"nations" in the Americx', Slavery and Abolition 22
(2O01)
nr;
Price,The
mírade (2001) 48.
19
JohannesPostma,Tl:e
DuuhintheAtlant;cSlauettude, 1600-1815 (Cambridge 1990) 167
zal
het feit dat daarmee de laatste kans op een succesvolle ontsnapping verdween daarbij ook
een
belangrijke
rol gespeeld hebben.
s
van het tot slaaf
-"n
,.À nieuwe aanslag op de identiteit van de gevangen Afii-
kanen. Dat begon ermee dat zíj, na eerst al met het
'logo' van de slavenhaler te zijn
getekend, opnieuw werden gebrandmerkt.
''W'anneer men
nieuwe negers koopt, is men
gewoon dezelve te merken met
een yzer, waarop de naam van hunnen meester, of van de plantagie wa raaiÍ
ry
behooren, met zilverene letters gemaakt is; men maakt dit yzer heet, en besmeert
met kaarssmeer den arm of de borst, alwaar men het merk zetten wil; men drukt
het yzer op die plaats, en dit is genoeg om dit merk hun leven lang daarin te
doen blyven staan'
Naast zo'n brandmerk kregen de zojuist aangevoerde AÊikanen als teken van hun
slavenstatus ook een nieuwe naam opgelegd is dit het ultieme symbool
van het proces van tot slaaf maken. De basis waarop het slavernijsysteem functioneerde
was een combinatie van fysiek en mentaal geweld, en geestelijke onderwerping
maakte daarvan een essentieel onderdeel uit. Een slaaf begon aan een nieuw leven
in een nieuwe wereld en de meester bepaalde wie en wat hij of zij was; autonome
eigenheid hoorde daar niet bij.
Die slavennamen hadden niets te maken met de werkelijkheid van de naamdragers.
De nieuwe, opgelegde identiteit bleef beperkt tot één voornaam die samen met het
brandmerk meer dan voldoende identificatie werd geacht. Iemand die bijvoorbeeld
uit het Kongo-Loango gebied was vertrokken als Liabangaguia, in combinatie met
andere contextgebonden namen en een clannaam,2r werd nu getransformeerd in
Jan,
Klaas, Truitje of Marie. Als de betreÍfende AËikanen al begrepen dat ze op dat
moment een nieuwe identiteit kregen opgelegd, dan moeten dit voor hen totaal
vreemde klanken zijn geweest die geen enkele relatie hadden met henzelf. Dat lag
wellicht iets anders bij kinderen die in Suriname zelf werden geboren en eveneens
van een naam moesten worden voorzien.'[H]et kind tien à
rwaalf dagen oud zynde' ,
schrijft
BIom,'wordt het aan den
meester gepresenteerd, die het een naam geeft zo als
hy goedvindt, of de naam die de moeder het liefst geven wilde, goedkeurt."'De laatste
toevoeging zou erop kunnen duiden dat in Suriname geboren slaven een grotere kans
hadden op een naam waarmee zíj zíchzelf ook konden identificeren dan Afrikanen,
temeer daar zlj vanaf hun eerste dag onder die naam bekend waren. De praktijk bhjkt
echter complexer te zijn geweest was er, zoals verderop zal blijken, inderdaad in
de
loop der trjd
een verschuiving zichtbaar in de slavennamen.
(Jit
een steekproef onder de slavennamen van ruim 3000 mannen en vrouwen op
cwaalfplantages rond 1770 (het hoogtepunt in de aanvoer van Afrikanen) en rond
1855 (een meerderheid van de slaven was inmiddels in Suriname zelf geboren en
soms al derdegeneratie of meerA-Êo-Surinamer) blijkt het volgende (tabel 2). In het
20 Blom, Verhandelíng,378.
21 ZieGuillaumeDurandenKinviLogossah, Itsnomsdefanílled'origineAJricainedelapopulatíonMartí-
niquaise d'ascenilarce seruile
(Paris 2002) 135-145.
22 Blom, Verhandeling,394-395. Ook andere warnemers beschrljven de praktijk dat een moeder zo'n
twee weken na de bevalling'presents her child to the mater,and requests to give it a name'.Albert
von Sack, A nanative of
a uoyage to Suinam:
of a residerce there duing 1805, 1806
and 1807 and of
the
author's rctrÍtt to Europe by
the way of North Aneríca
(London 1810) 108.
529
A w Strprlu
)
algemeen
waren de meest gegeven slavennamen de'gewone'Nederlandse en bijbelse, of
namen uit verwante Europese tradities. Ruim
tweevijftle van de mannen en
jongens in
de achttiende eeuw kreeg dus namen als Dirk, Gerrit, Adam,
Isaac, Louis, ofJames. Bij
de vrouwen en meisjes lag dat in de achttiende eeuw zel6 op driekwart
van alle namen,
zoals Anna,
Alida, Maria, Rebecca. Minstens zo vaak en in ieder geval vele malen vaker
dan de mannen, kregen
wouwen mooie, krullerige namen uit het Frans of Latijn, zoals
Henriette, Carolina, Dorothea, Seraphina.
Verder kreeg ongeveer één op iedere tien mannen
en wouwen een naarn uit de Europese
geschiedenis of mythologie, zoals Nero of Xantippe. Dit was ongerwijfeld lachwekkend
en daarmee denigrerend
bedoeld, want geen Europeaan zow zljn kind zo noemen. Het
benadrukte de oneindige statusdiscrepanrie
tussen de historische naamgever in Europa
en de werkelijkheid van de AÊikaan in Suriname.
In ieder geval behoorde het tot de
categorie namen die niet anders dan als bizar valt te omschrijven
Het kon nog absurder,
getuige de slaven die met namen werden getooid als Champagne,
Bedrog,Winst, Pan-
talon, Etcetera,
Grienert (voor een volwassen man!), of bij de wouwen Monkie,
Matras
ofPecunia.
Paradoxaal genoeg kunnen nujuist in deze categorie
ook enkele namen worden aange-
troffen die wellicht wél iets te maken hadden met de individualiteit
van de naamdrager.
Zo is het waanchijnlijk dat Grienert ooit een hufierig kind was
geweest, dat Obstinaat
zich maar moeilijk
in zijn slavenrol liet drukken en dat Harlequin lange ledematen
enlof
een houterige motoriek
had. Ook doet de vermelding'met de kanker'bij een wouw
die Pompelmoes als naam kreeg
vermoeden dat zij dusdanige uitwendige vergroeiingen
had dat het de naamgever aan een
pompelmoes deed denken. Op een enkele naam na,
zoals Galant ofJolicoeur, waren het in ieder geval zelden
positief bedoelde
kenmerken
die als naam
werden gekozen.
Hoe de naamgevers,
afgezien van de persoonlijke kenmerken, tot deze bizarre namen
kwamen is misschien
voor te stellen, wanneer Nvee andere typen namen binnen deze
categorie onder de loep
worden genomen. Het is namelijk opvallend hoeveel serie-
narnen soÍrs op een plantage voorkwamen.
Dat zljn narnen die in een rij{e brj elkaar
horen, zods alle dagen van de week, dle maanden
van het jaar, alle kerkelijke feestdagen
en -
veel voorkomend en typerend voor het slavernijsysteem - alle rangen
en standen
uit de meest hiërarchische
Europese instituties zoals kerk, leger en aristocratie, wat het
hele spectrum opleverde van Baron
tot Keizer, van Soldaat tot Maarschalk, van Matroos
tot Admiraal, van Pastoor tot Paus. Zo'n serienaam
was gemakkelijk, daar hoeftle de
naamgever, meestal een eenvoudige plantagedirecteur,
niet al te veel àntasie voor te heb-
ben en
hij had er dan meteen een handvol bij elkaar. Bovendien
ontstonden er zo ook
naamtradiries op
plantages die steeds werden hergebruikt.
Een andere manier om
narnen te bedenken was de verwijzingnazr de specifieke con-
text van dat moment. Zo kon op plantage Groot
Marseille een
jongeie Prisatie worden
aangetroffen,
dat werd geboren toen er op de plantage een
prisatie (taxatie) plaatsvond
Ook
waren daar in 1758 drie achter elkaar geboren
jongens respectievelijk
Lekkerland,
Sneefl<erken en
Soeburg genoemd door de plantageadminisffeteur
in Paramaribo.
Hiermee wilde hij namelijk
zijn baas een genoegen doen, de in Nederland woonachtige
23 Waarschijnlijk niet toevallig zrjn het nogd eens het zelftle soort namen
als later door Europeanen vaak
aan
huisdieren, met name honden, werden gegeven
(Apollo, Hector, Caesar).
24 Nationaal Archief
(NA), Suriname Oud Notarieel Archief
(SONA), 689
plantage-eigenaar De Mey, 1.., lr* Lekkerland, Soeburg en StreeÍkerken wou-
wennamen als Poesje, Passie en Charmantje is al helemaal weinig verbeelding nodig om
te bedenken wat de naamgever in gedachten had.'zs Die beperkte fantasie, in combinatie
met de denigrerende soort humor die kennelijk bij slavennaamgeving hoorde2u, was er
waarschijnlijk ook oorzaak van dat op de meeste plantages wel iemand rondliep met
de naam Minosabi ('ik weet het niet'). Hoogsrwaarschijnltjk was dat het antwoord dat
de plantagedirecteur kreeg op zijn waag hoe het aan hem gepresenteerde kind moest
heten.
Overigens werden veel meer rnnren dan vrouwen opgezadeld met een bizarre naam:
ruim rwewijftle van het totaal, dus vier keer meer dan bij vrouwen. De verklaring daar-
voor heeft te maken met het feit dat mannen de namen uitdeelden. Ztj zagen zwarte
wouwen vaak als lustobject -
getuige alleen al de aanwezigheid op alle plantages van
slaven van gemengde afl<omst - en die
potentiële bedpartners werden met mooie namen
nog aantrekkelijker
gemaakt^Íte mannen waren hun seksuele concurrenten en wer-
den daarom bewust of onbewust gekleineerd met een absurde naam.
Thbel 2: Type Slauennamen
in Suiname u
1770
- ea 1855
Tlpe naam Mannen
ca 7770
|
ca 1855
(a
=
- |
(n -- 7 42)
Vrouwen
ca
|
ca 1855
(n=788)
|
(n=727\
Nederlands 30% 48% 33
o/o
46%
Frans/Engels/
Gelatiniseerd
t2 16 +J 42
Aftikaans 10 4 11
Bizar 45 29 11 8
Rest J z
Bron: Archieven plantages Alsimo, Bleyendaal, Cliford Koqshooven, Duuringen, Groot Marseille, Potribo,
Rustenburg, Somenzorg,Vossenburg,Vreelmd
(&
Overtoom),Vrouwenvlijt en Zorg En Hoop
"
Tenslotte was er ook nog een
kleine groep Afrikanen, ongeveer één op de tien, die
in ieder
geval een deel van de oorspronkelijke identiteit kon vasthouden omdat zij
een Afrikaanse naam als slavennaam behielden. Waarschrjnlijk was in zo'n geval op
het moment van naamgeving de daarvoor veranrwoordelijke planter of zijn vertegen-
woordiger niet aanwezig en moest er toch een registratie plaatsvinden of was de fan-
25
Minneapolis,James Ford Bell Library B-1482, collectie De Mey.
26 En
niet al in Suriname, maar overal in het Admtisch slavernijsysteem. Zie bijvoorbeeld P Finkel-
mmenJC., MacmillanEncyclopediaof worldslavery 2vols (NewYork 1998) II,625,waarin
ook wordt verwezen naar het geven van'whimsical, satiricd, or condescending'slavennmen
27 ZieNexvanStipriaan, Surinaamscontrast;rooJbouwenoverlevenineenCaraïbíscheplantage-kolonie,1750-
1863 (Leiden 1993) 455-470, bijlage xii.
)
Dat bleek ook op de
plantages. Al kende men kende elkaar waarschijnlijk allemaal bij
de slavennaam, in de onderlinge interactie werd een geheel eigen naamgeving onrwik-
keld. Niet alle slavenhouders zal dat onbekend geweest zijn, want soms dringt daarvan
iets door in geschriften van witte rijdgenoten. Zo werd van de leider van een grote
opstand,
wiens slavennaam Boston was, vermeld dat zijn eigen mensen hem Adjaea
noemden En de
militair Kappler schreef over zijn dienaar:
'Deze heette Liverpool,
doch zijn neger- of
gewone naam was Brolekodjoleko."u Ook is het te zien wanneer
plotseling zo'n naam als slavennaam opduikt in een oficiële slavenlijsten, zoals de
jongen Kibríhattíe (lett Hart; fig. Geheimzinnig) en de man 77oál (Ruzie of
Moeilijkheid) op Vossenburg, of
Fadon
ffallen
of
Ingezakt) op Bleyendaal.
Zoals het
hele Afro-Surinaamse naamgevingpatroon, was ook dit onderdeel van bijnamen
geven
en -dragen geënt op uit Afrika meegekomen tradities, bestaande uit een combinatie
van milde spot en sociaal commentaar. Omdat in deze traditie een naam meer is dan
een label en in feite samenvalt met de persoon, maakt dat iemand kwetsbaar en werd,
zeker bij niet-verwanten, naamgebruik in direct contact vaak vermeden. Omschrijvin-
gen en bijnamen liggen dan al snel
voor de
hand."
Diezelfde Afrikaanse basis is ook terug te vinden in de naamsveranderingen en -toe-
voegingen bij belangrijke gebeurtenissen, of bij overgengen naar een nieuwe levens-
fase. De naamgevingtradities zoals die nu nog bestaan bij de Saramaka Marrons in het
binnenland van Suriname en door Price zijn onderzocht, laten zien hoezeer dergelijke
complexe naamgevinpatronen nog steeds bestaan Een indicatie daarvoor is ook het
gebruik van de term nyutnanen
(letterlijk: nieuwe-man-naam) die regelmatig opduikt
in de orale overlevering opgetekend uit de mond van Aleks De Drie en die, bij
navraag, ook nu nog wordt gehanteerd' Hiermee wordt de bijnaam bedoeld die een
persoon van zijn omgeving knjgt en die hij/zij ook als'eigen'accepteert, zij het soms
met enige gène. Omdat deze naam bovendien meestel aan iets specifieks refereert en
(daardoor) pas op
een gegeven moment in iemands leven komt, markeert de nyumanen
vaak een nieuwe levensfase. Het feit dat ook in de slaventijd deze namen meestal in het
Srananwaren wijst erop dat men zich toenemend in die taal
ging benoemen, veelal ten
koste van puur AÊikaanse namen en naast de versurinaamste slavennamen.
Met name de laatst genoemde soort namen, die waarschijnlijk de meest gebruikte en
meest openbare
waren, fungeerden als een
soort schakel tussen de interne en externe
dimensie van AÊo-Surinaamse idenriteit. Maar door die
verbinding kwam de buiten-
wereld wel langzaamaan de binnenwereld in. Zo blijkt uit tabel 2 de;r de slavennaam-
geving in de loop der tijd veranderde. ln de
jaren 1850, toen er al langere tijd geen
nieuwe Afrikanen meer werden aangevoerd en ter plaatse geboren Afro-Surinamers
in de meerderheid waren, droeg inmiddels een grote meerderheid -
rweederde van de
35 Harry van den Bouwhuijsen, Ron de Bruin en Georg Horeweg, Opsund inTëmpati, 1757-
(Utrecht 1988) 101
36 August Kappler, Zes
jaren in Suiname; Schetsen en tafereelen uit het ntddtschdryelijk en militdíre leven in deze
koloníe (Utrecht 1854) 53. Deze naam betekent waarschijnlijk'Kapotte Fles'.
37 De Encyclopedie uan Nedeilandsch West Inlië
('s Gravenhage 1914-1917) 500, maakt melding
van 'een in
Surinamezeerverspreidegewoonte,n
hetgevenwbijnamen[...].Nietzeldengevendezebijna-
men bhjk van veel zin voor humor'. Zie ook Melville Herskovits, The myth of the Negro past (New
York 1941) 190-191.
38 Rrchard & Sally Price,'Saramaka onomstics: An AÉo-American naming system' ,
Ethnology 11
(1972)
nr 4,347-367, a met neme 342-
39 De Drie, Sye/
(1985) 25,52,120 Ook nondelinge informatieJ en S 27 december
2003
SEW, e @ mrOOE /@|l@ uuus.
)
mannen, vijfzesde van de wouwen - een'normale'Europese slavennaam en waren de
A slavennamen duidelijk aan het
verdwijnen. Er zijn zelÍi indicaties dat dit
mede door toedoen
van de betrokkenen zelf was, die meer invloed hadden gekregen
op de keuze van hun slavennaam.
In een steekproef met slaven van acht plantages die tenminste een generatie lang (circa
25
jaar) konden worden gevolgd, blijkt dat bijna een kwart van hen een slavennaam
met een ander deelde of recent had gedeeld op dezelfcle plantage van
kinderen naar hun moeder kwamen daarentegen nauwelijks voor|Wanneer echter
over meerdere generaties wordt gezocht verandert dit. Zo blijkt uit een rweede steek-
proef van 107 families die in vrouwelijke lijn over drie generaties kunnen worden
gevolgd, dat in 31 daarvan naamherhaling voorkwam In meerderheid ging het daar-
bij om meisjes die naar hun grootmoeder werden vernoemd, ofjongens en meisjes
die de naam kregen van een broer of zus van hun moeder. Dit
vertoont teveel een
structureel patroon om nog toevallig te zijn meer wanneer wordt bedacht dat de
namen van de vaders niet bekend zijn, noch vaak die van ooms en tantes. Het h.;kt
uitgesloten dat plantagedirecteuren, die vaak korte tijd op een plantage verbleven,
zich voor de naamkeuze verdiept zullen hebben in de lokale àmilieverhoudingen.
De conclusie ligt voor de hand dat moeders zelf meer invloed hadden gekregen in
de naamgeving, zij het met de beperking
dat het wel Europese namen moesten zijn.
Deze namen
waren geen betekenisloze klanken meer, maar hadden inhoud gekre-
gen doordat ze bij verwanten en voorouders hoorden. Door ze aan nieuwgeboren
A&o-Surinamers te geven werden deze geworteld in de gemeenschap en rn een
eigen geschiedenis geplaatst. Zo werden familienerwerken vorm gegeven en kreeg
identiteit ook een
historische dimensie die buiten Afrika
lag. TegelSk lijkt het erop
dat het
patroon waarin die zelf
gekozen namen functioneerden meer Afrikaans was
dan Europees, zoals het overslaan van tenminste een generatie bij vernoemingen en
vrijwel nooit de eerst geborene vernoemen naar een verrrant FIet vernoemen naar
grootmoeders die nog in A-frika waren geboren zou zelÊ een manier geweest kunnen
zijn om kinderen symbolisch met het continent van herkomst te verbinden, daarmee
de Afrikaanse kant van de AÊo-Surinaamse identiteit versterkend.*
Toch lijkt het oprukken
van de Europese buitenwereld in de Afrikaanse/AÊo-Suri-
naamse binnenwereld aan het eind van de slavernij onomkeerbaar geworden. In de
40 Steekproefvm 1 mannen en 1 169 vrouwen in de plantage-archieven vanVossenburg (1822-
18ó3), Driesveld (1817-1855), Le Mast Rouge (1831-1863), AJsimo (1831-1860), Beekvliet (1838-
1863), Bleyendad 1838-1863), Somerszorg & Duringen 1817-1856), Clifford Koqshooven (1806,
1824-1855). ZieVan Stipriaan, Surínaams contrast,Brjlege 12 voor de exacte veruijzingen naar deze
plantage-archieven.
41 Vernoemingen nu vaders zgn net te achterhalen, omdat in de slavenregisters en plantageboek-
houdingen alleen de moeders stonden
vermeld, aangezien de eigenaar
van de moeder automatisch
ook eigenaar was van haar kinderen.
42 Steekproef van 107 drie-generatie families, d.w beperkt tot moeders, kinderen en kleinkinderen
in de negentiende-eeuwse populaties op de plantages Bleyendaal, Groot Marseille, Le Mast Rouge,
Potribo, Beekvliet,Janslust & Blokkenbosch, Purmerend,AJsimo, Overtoom, Driesveld, Somerszorg &
Duringen,Vrouwenvlijt enVossenburg Stiprian, Surinaams contrul,Appendix 12, voor exacte
vewljzingen nu de plantage-achieven.
43 Zie bijvoorbeeld Cheryl Ann Cody,'There
was no
"Absalom" on
the BaIl
plantations: Slave-nam-
ing practices in the South Carolina Low Country 1720-1865', American Historícal Review 92 (1987)
563-596;Jerome S enJoAnnJacoby,'Slave names and naming in Barbados, 1650-1830',The
William and Mary Quarterly
53 (1996) nr 4,687-
44 Zie Cody,"Absalom", 595
JJf,
Alex un Stipriaan
)
aanloop naar de afichaffing van de slavernij werden, gestimuleerd door de overheid,
massale kersteningacties opgezet met als resultaat dat in 1863 de meeste slaven gedoopt
waren en zij er ook nog
een doopnaam bij
hadden gekregen. Deze min of meer
opgelegde, christelijke narnen zullen de gewenning aan en toe-eigening van Europese
naamgeving ongerwijfeld hebben bevorderd, terwijl de bijbelse verhalen ze nu opeens
ook inhoud gaven.
Meer en
meer raakten de interne en externe dimensie van Afro-Surinaamse identiteit
verweven. Europa drong daarbij op
ten koste
van AÊika, maar veelal wel in versuri-
naamste vorm door parallelle processen van oplegging en toe-eigening. Tegelijk
was
de structuur waarin die namen functioneerden nog steeds zeer A-Êikaans. Typerend
daarin was onder meer het identificeren met verschillende namen in verschillende
contexten: doopnaam
voor de
buitenwereld van de kerk, slavennaam voor de bui-
tenwereld van de planter,
geboortenaam voor de intimi en nyumanen
voor de
omrin-
gende binnenwereld. Dit geheel vormde een gecreoliseerde nieuwvorming
waarin
de benokken culturen zo met elkaar waren verknoopt geraakt dat het resultaat niet
anders dan Afro-Surinaams genoemd kan worden.
Die complexiteit waarbij Afro-Surinamers voor verschillende contexten verschillende
delen van hun identiteit aanspreken via verschillende namen bestaat tot op de dag van
vandaag, zij het in
(toenemend?) versimpelde vorm. De AÊikaanse basis
lijkt naar de
achtergrond te verdwijnen. Zo worden er weinig dagnamen meer
gegeven en ook de
nyutnanen lijkt minder voor te komen. Europese voornamen die in de negentiende
eeuw werden gebruikt blijken bovendien nog steeds dominant aanwezig. Kennelijk
hebben Afro-Surinamers zich die namen definitief toegeëigend functioneren
zij
in een systeem
dat sterke gelijkenis vertoont met dat van de slaventijd. Zo bestaat er
achter de
werkelijkheid van het bevolkingsregister
een andere, waarin surinamisering
van Europese namen en bijnamen
'rn
het Sranan zeer algemeen in
gebruik zijn. Dat
geldt vooral voor niet-formele situaties en voor mensen die relatief bekend met elkaar
zijn. In dat geval wordt iedere Stanley Stanga, iedereYvonneWonnie en iedere George
Syori,
maar daarbuiten niet. Ook bijnamen worden nog veelvuldig gebruikt, maar ook
het
gebruik hiervan blijft tot een kleine groep beperkt. Dit alles neemt niet weg dat
het Europese aandeel
in de AÊo-Surinaamse
identiteit, met narne sinds de negentiende
eeuw, door processen van toe-eigening en creolisering, door
kerstening én zoals hierna
zal blijken, door de aGchaffing van het slavernijsysteem niet meer weg te denken is.
CoNsrnucrrE vAN EEN ERFEMS
In 1863, bij de aftchaffing van de slavernij, vond de ultieme
poging plaats de identiteit
van Afro-Surinamers van bovenaf te bepalen, door het opleggen van familienamen.
Alle wijgelatenen of geëmancipeerden moesten als wije burgers onder de Neder-
landse ftoloniale)
wet van deze identiteit worden voorzien. En net als met de slaven-
narnen het geval was geweest, hadden de betrokkenen daarin
nauwelijks enige zeg-
genschap. Overigens hadden de autoriteiten al lang voor 1863 met
familieneamgeving
ervaring opgedaan vanwege de groeiende groep slaven die werd
vrijgekocht
in de negentiende eeuw nam het aantel zogenaamde manumissies sterk toe Soms
45 Zie Okke ten Hove en Frank Dragtenstein, Manumissies in Suriname, 1832-
(Utrecht 7997),dte
in de door hun beschreven
periode bijna 6 manumissies telden.
Slamij o de ctrijd om Aliusuilre rdmtrtert
)
werden op die manier uitzonderlijke verdiensten van slaven beloond,
maar vaker ging
het om (witte) mannen die hun zwarte kinderen en concubines
vrijkochten een
teken overigens, dat zelfs slaveneigenaren
voor slaven vrijheid als het hoogste goed
beschouwden. Daarnaast kwam het in toenemende mate voor dat eenmaal vrije ex-
slaven hun verwanten gingen vrijkopen.* Al deze nieuwe burgers moesten van een
familienaam worden voorzien, waarbij het niet de bedoeling was dat hen'familiena-
men van eenig in de respecrive Koloniën woonachtig geslacht of
individu, ook niet de
familienaam van den vorigen meester worde gegeven."' Nog afgezíen van het feit dat
men het wellicht ongepast vond wanneer wine families plotseling een zwarte pendant
zouden krijgen,was deze regel bedoeld om erÊechtkwesties en anderejuridische pro-
blemen te voorkomen. Opnieuw was het niet de AÊo-Surinamer die zelf zijn identiteit
kon bepalen, maar werd hem een naam opgelegd door degene die hem wijkocht enlof
onder wiens voogdij hij kwam te staan.
Al mocht het dan
geen bestaande naam zijn, uit de constructies die vervolgens werden
bedacht, kon vaak gemakkelijk een bestaande plantersnaam worden gedestilleerd. Ken-
nelijk hadden deze planters daar geen enkele moeite mee en meestal betekende het dan
ook dat het hier ging om zijn kinderen enlof concubines. Soms werd er gewoon'van'
voor de plantennaam geplaatst, zoals voor de regelgeving van 7832,maar nog vaker wer-
den er constructies bedacht waarin een deel van de plantersnaam voorkwam en voor de
meeste gemanumitteerden werd eenvoudigrveg een nieuwe naam bedacht. Dit waren de
constructies die uiteindelijk ook in 1863 werden gebruikt om in één keer de meer dan
34 wijgelatenen van een familienaam te voorzien. Dit moet een gigantische operatie
geweest zijn, want er moest rekening worden gehouden met familieverwantschappen,
vaak verspreid over meerdere plantages, evenals met al besteande gemanumitteerden-
namen; er mochten geen Nvee famfies dezelfde naam krijgen en in principe mochten
nog steeds geen bestaande namen worden gebruikt. Zo zíjn er
in korte tijd ongeveer
10 namen geconstrueerd en opgelegd. Waarschijnlijk mede vanwege de omvang en
compledteit van deze operatie werd de vrijgelatenen wijwel geen gelegenheid gegeven
zelf de familieruam
(mede) te bepalen. In andere landen was dat overigens geen beletsel
geweest, met als gevolg dat daar b{jvoorbeeld een substantieel aantal AÊikaanse famiïe-
namen werd gecreëerd In Suriname was daarvan geen sprake, omdat het de koloniale
ambtenaren waren die de namen bedachten van de verschijnselen die
tot dan toe
bij de keuze van slaven(voor)namen hadden
gespeeld deden zich nu bij de familiena-
menconstructie nog één keer, maar wel definitief, voor, zij het zonder het AÊikaanse
element dat nu totaal ontbrak.
De complexiteit van de naamgeving wordt misschien het best duidelijk aan de hand
van een praktijkgeval. Een bekend plantersgeslacht was de familie Wilkens Op basis
van hun naam
werden lang voor 1863 de
familienamen Van
'Wilkens,
Kenswil en
46 Tèn Hove en Dragtenstein, Manumissies,2S-33,40-43.
47 Gouvernemenublad 1832, no, xt- 22. Zie ook Ten Hove en Dragtenstein, Manumissies, 24-26,
Overigens werd deze regel lmg niet altljd consequent volgehouden zoals blijkt bij de wijgekochte
kinderen ran toenmdige planage-directeuren ds Coenders, Guicherit en Bory, ofwn bekende planten
als Sanches,Wolffen MacDonald die gewoon de achternm w hm nder kregen
48 Dat was bijvoorbeeld het geval op het Frms-Caraibische eiland Martinique waar in 1848 bijna een
op de acht van alle gekozen achternamen een A-Êikanse wx, ook al was toen brjna de helft van de
vrijgemaakte Martinicanen niet meer in Afrika geboren. Dunnd et Logossah, lts noms,39 e.
49 ZíeYan Stipriaan, Surinaams contrcst, 296, 303-304.
Al* ro shpÍEu
I
stempel op de Afro-Surinaamse identiteit te hebben gedrukt.
Voor een deel is dat ook zo, want waar de AÊo-Surinamer, of Nederlander van (deels)
Afro-Surinaamse komaf sindsdien ook gaat of staat, altijd draagt hij of zij deze erfenis
van het verleden met zich mee als deel van zijn of haar identiteit. Maar net als met de
slavennamen is er ook
nog een andere dimensie. In al die levenssferen waar de formele
namen er niet toe doen werden en worden, tot op de dag van vandaag, andere namen
gebruikt. Behalve de al eerder
genoemde bijnamen en roepnamen, zijn dat ook ver-
basteringen of creoliseringen van de achternamen geworden. Zo werd in het dagelijks
leven Blokland Blokkie, Linger Linka, Campagne Kampa, Pinas Pinto, Hasselnook
Nokie,Wassenaar'Wassie etc. Deze namen worden gebruikt in informele situaties
in
zowel het privé- als
het publieke leven. Regelmatig komt het voor dat mensen zeLÍi
elkaars officiële namen niet eens kennen. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de gewoonte
om bij rouwadvertenties aan de formele naam meestal de formulering toe te voegen
'meer bekend als...'en dan volgt de bijnaam, die dus minstens zo bepalend is voor de
(toegeschreven) identiteit als de formele naam, want zonder deze toevoeging zouden
velen niet eens weten wie er is overleden.
Een rondgang langs rwinrig Afro-Surinaamse wienden en kennissen leert dat slechts
vier van hen geen'reguliere'bijnaam hebben de overige 76 zijn er 7 wier bij-
naam is gebaseerd op de formele voornaam, brj één is de bijnaam gebaseerd op de
achternaam, drie hebben een bijnaam die niet is afgeleid van een van hun formele
namen en vijf hebben zel6 rwee soorten bijnamen sommigen heb ik nog
nooit
een
van hun formele
namen gebruikt. Klasse lijkt in dit dles een rol te spelen, niet
in het hebben van een bijnaam maar wel in het gebruik ervan. Hoe hoger iemands
maatschappelijke positie des te beperkter is het aantal gelegenheden waarbij hij met
zijn bijnaam wordt aangesproken, namelijk alleen bij informele en relatief intieme
situaties Sommige van de niet naam-afgeleide bijnamen
die verwijzen naar iemands
uiterlijk ofnaar
een gebeurtenis uit diens
leven worden overigens alleen door anderen
gebruikt; de
persoon in kwestie kent zo'n naam wel ÍneaÍ z^l hem zelf niet gebruiken.
In dat geval gaat het louter om toegeschreven identiteit het overige geeft het
naamgebruik aan dat hier eigenlijk niet meer van bijnamen kan worden gesproken.
Het gaat om een volwaardig deel van de identiteit, die, aftrankelijk van klasse en con-
text, soms
eerder de formele namen tot bijnaam maakt. Tegelijk staan
beide soorten
namen
in de meeste gevallen ook niet echt
los van elkaar. Er is dus nog
steeds sprake
van een interne en externe dimensie in
naamgeving en naamgebruik.
CoNcrusre
Wat heeft het creoliseringconcept nu opgeleverd met betrekking
tot de geschiedenis
van Afro-Surinaamse identiteitsvorming? Het helpt in ieder geval om cultuuressentia-
listische noties van authenticiteit of de teloorgang van eigenheid te vermijden, omdat
het de focus richt op verandering. Het helpt ook eurocenffische valkuilen vermijden,
58 Het is in dit geval beperkt tot mnnen Gebruik van bijnamen lijkt onder vrouwen iets minder promr-
nent te zun.
59 Uitzonderingen daarop vormen degenen die het
juist van een populair imago moeten hebben, zoals
entertainers en politici. Zo kent iedereen de (voormalige) presidenten Bouterse als Bouta,Wijden-
bosch als Bos.;e enVenetiaan dsVene, al zrjn het meestd alleen de volgelingen die zo'n nam ook
- lieÍkozend - gebruiken.
doordat het dwingt vanu.-
íerschillende bronculturen -
de polen op het creools cul-
tureel continuÈm - te kijken. Bovendien stimuleert het creoliseringconcept
om niet
van buiten naar binnen te blijven kijken, maar ook op zoek te
gaan naar de innerlijke
paradoxen, want daar blijkt nu
juist de culturele veerkracht van mensen te zitten, daar
vindt culrurele nieuwvorming plaats. Creolisering van namen en naamgeving Iiet zien
dat toe-eigening van culruurelementen van een dominante ander daarom niet louter
verlies aan identiteit betekende, maar juist het gevecht om nieuwe identiteit. De dyna-
miek van het creools continuiim waarop niet alleen culturen,
maar ook de cultuurdra-
gers zich constant bewegen, al naar gelang de situatie waarin zíj zich bevinden, maakt
het ten enen male onmogelijk identiteit als iets ééndimensionaals te beschouwen.
Met name in extreem ongelijke machtssituaties blijkt nu
juist de veelvoudigheid en
beweeglijkheid van die identiteit deel van de (over levings)scrijd.
Het is duidelijk dat het beeld van een
geïnfantiliseerde Sambo
die door de slavernij
zijn identiteit is kwijt geraakt, niet opgaat. Of dat ook geldt voor het idee van slavernij
als veroorzaker van culturele zelíhaat en zwakke identiteitsonrwikkeling. is moeilijker
te
zeggen. Maar de kracht waarmee zich een gecreoliseerde Afro-Surinaamse cultuur
onrwikkelde en de klaarblijkelijk
soepele omgang met de complexe identiteit die
daarmee samenhing, doen vermoeden
van niet is de identiteit van de betrokken
Afrikanen veranderd onder invloed van alle aanslagen die
daarop tot op
de laatste
dag van de slavernij zijn gepleegd. Er was op zijn minst een basis
gelegd voor de
culturele identiteitscrisis die later door een koloniaal beleid van culturele assimilatie
ontstond
Deel van de overlevingsstrategie
tijdens de slavernij was de creatie van een brnnenwe-
reld en een buitenwereld: een interne en een externe dimensie
van Afro-Sunnaamse
cultuur. De vorming van die cultuur vond plaats door een
proces van toe-eige-
ning, transformatie en inpassing, kortom creolisering, van alle betrokken Afrikaanse,
Europese en Inheemse culturen. Dat betekende onder meer dat weliswaar Europese
elementen werden eigen gemaakt door ze te versurinaamsen, maar dat zij werden
geïncorporeerd in een structuur
en dynamiek die meer Afrikaans van karakter was.
Een resultante daarvan is de specifieke dynamiek
van een veelvormige identiteit die
zích, el naar gelang de context, bewoog en deels nog steeds beweegt
op een creools
contrnuiim.
Dat betekende dat in de omgang met de buitenwereld vooral de opgelegde
of toe-
geschreven en tamelijk eendimensionale identiteit werd
gebruikt. Binnen de eigen
groep en zeker binnen de groep verwanten en intimi, veelal beperkt tot de plantage
en directe omgeving, funcrioneerden
meer complexe, op A-frikaanse leest geschoeide,
maar tegelijk nieuwe Afro-Surinaamse expressies
van zelÍbenoemde identiteit. De
situaties waarin een van de identiteitsdimensies werd
gehanteerd, waren sterk van
elkaar gescheiden. In de persoon zelf funccioneerden zij echter als een
geintegreerd
geheel. Maar
juist doordat beide dimensies geihtegreerd waren, kwam
'Europa' via
het
voortgaande proces van toe-eigening steeds meer de binnenwereld in ten koste
van'Afrika'. Dit
proces onrwikkelde
zich vooral vanaf de
jaren 1830 toen er vrijwel
geen nieuwe Afrikanen meer in Suriname werden aangevoerd
en tegelijkertijd de
60 Zie brjvoorbeeld Edwin Marshall, Ontstaan en ontwikkeling
van het Suinaams nalionalisme, natieuorming
ak opgave
(Proefschrift
(Jniversiteit van Amsterdam 2003) 27-32.
541
Alex nn Stioriaan
)
koloniale overheid massale kerstening begon te stimuleren. Na de aÊchafing van de
slavernij kwam daar nog eens het verplichte Nederlands onderwijs bij'Als ulciem
brandmerk van de voormalige slavenstatus werd bovendien in 1863 de externe iden-
titeitsdimensie definitiefvastgelegd in de vorm van opgelegde familienamen kon
door
de fi van de rweedimensionale identiteit tot op de dag van vandaag een eigen
Afro-Surinaamse identiteit blijven functioneren. Ook die is onlosmakelijk
verbonden
met het slavernijverleden, mear dan wel met het deel dat getuigt van verzet en cultu-
rele dynamiek. Mochten er daarom nazaten komen die hun slavenfamilienaam willen
veranderen, dan zouden de berrokken overheden daar, als teken van erkenning voor
de strijd om
een eigen idenriteit, ruimhartig mee om kunnen gaan. De familie Strijd-
haftig zal daar misschien niet zo snel
gebruik van maken, maar of de
famfies Tam of
Willig zichzelf graag met zo'n erfenis willen blijven identificeren is zeer de vraag.
Alex van Stipriaan Luiicius is sinds 1997 hoogleraar Geschiedenis van Niet-Westerse Samen-
levingen aan de Erasmus LJniversiteit Rotterdam en publiceerde veel over de Surinaamse slavernij-
geschiedenis combineert hij het hooglemarschap aan de ELIR met het conseruator-
schap Latijns-Àmerika/Carubisch gebied bij het KIT Tropenmuseum Amsterdam.
SupruenY
Slavery and the struggle for Afro-Surinamese identitity
'What
happened with the identiry of enslaved Africans in Suriname during Dutch slav-
ery, how did they become Afro-Surinamese and what is the legacy of this history? To
answer these
quesrionsVan Stipriaan has
inventorised slave names and naming systems
and analyses these by using the concept of creolisarion. He comes
to the conclusion
that an Afro-Surinamese identiry developed out of the a-symmetrical confrontation
berween'Europe' and'Africa' within the slave system, which helped the enslaved to
survive and even undermine the system. Paradoxically, the slave idenriry imposed by
the slave owners, was appropriated, creolised, and fit into a larger,African based nam-
ing system, characterised by an
external and an
internal dimension.
Today the names
printed on the ID cards ofAfro-Surinamese still are direcdy
linked to their slave
past,
and, therefore, an almost tangible and -
to some - a traumatic legacy. However,
the
names Afro-Surinamese use in informal situations are proof of a long history of cul-
tural vitaliry characterised by the dynamics of creolisation.
67 Zie Lrla Gobardhan-Rambocus, Ondewijs als sleutel tot maauchapelijke vooruitgang; een taal- en ondewijs-
geschiedenk van Suiname, 1651-
(Zutphen 2001);Alex van Stiprimn,'Between state md society:
Education in Suriname 1850-1950', in Nico Randeraad ed., Meiliators
between stdte aru| society (Hiver-
sum 1998).
2004 Slavernij en Afro Surin identiteit Tv G
Course: Cultuurstudies II: Groepen In Diaspora; Vervolg (SOC-351)
University: Anton de Kom Universiteit van Suriname
- Discover more from: