Meteen naar document

Zingeving 21ste eeuw

samenvatting 21ste eeuw
Vak

Religie, zingeving, levensbeschouwing (A07C8A)

208 Documenten
Studenten deelden 208 documenten in dit vak
Schooljaar: 2019/2020
Geüpload door:
0volgers
9Uploads
0upvotes

Reacties

aanmelden of registreren om comments te posten.

Preview tekst

Zingeving en zingevingproblemen vanuit psychologisch perspectief

Mia Leijssen Gepubliceerd artikel: Leijssen, M. (2004). Zingeving en zingevingproblemen vanuit psychologisch perspectief. In Wetenschappelijk denken: een laboratorium voor morgen? Lessen voor de eenentwintigste eeuw (pp. 241-268). Leuven: Universitaire Pers Leuven.

1. Inleiding Traditioneel is zingeving een terrein van filosofie en religie. Toch voelen ook psychologen zich geroepen om met dit thema bezig te zijn. Zingeving speelt immers een rol in psychische gezondheid en gebrek aan zingeving kan leiden tot ernstige psychische problemen met o. depressies, verslavingen en zelfmoord als gevolg. Anders dan filosofie en religie wijdt de psychologie geen hoogstaande beschouwingen aan de zin van het bestaan en ze spreekt zich niet uit over wat moreel wenselijk zou zijn. In de psychologie is het niet de vraag of ‘het leven zin heeft’, wel hoe mensen het dagdagelijkse leven de moeite waard vinden en onder welke condities het leven zinloos wordt. Bewust of onbewust hebben mensen nood aan andere mensen, dingen en acties om de dag door te komen, bij voorkeur zo dat er een toegevoegde waarde ontstaat die hun leven verrijkt. Verder dan het dagdagelijkse zoeken sommigen naar antwoorden op grote levensvragen, waarmee ze zichzelf in een ruimer kader plaatsen en een ultieme zingeving vinden. De meeste mensen staan niet stil bij zingeving; pas als ze in de problemen komen of hun leven uitzichtlozer schijnt te zijn, gaan ze zich vragen stellen over de betekenis die ze aan hun leven (willen) geven. Nochtans hebben de meeste mensen, ook zonder dat ze in moeilijkheden verkeren, impliciete theorieën over wat hun leven waardevol maakt. Die impliciete betekenisgeving maken psychologen expliciet met hun onderzoek naar zingeving.

De psychologische invalshoeken voor het thema zingeving zijn divers en de brede waaier van onderzoeksmethodes maakt het niet eenvoudig om eenduidige conclusies naar voren te schuiven. Bovendien wordt het onderzoek naar zingeving vaak doorkruist met verwante thema’s zoals: geluk, welzijn, optimisme, hoop, existentiële condities... Dit artikel vat de belangrijkste onderzoeksgegevens samen waarin zowel aan ‘grote denkers’ als aan ‘gewone mensen’ gevraagd wordt te beschrijven wat ze kenmerkend vinden voor een zinvol leven en wat hun concrete leven al dan niet de moeite waard maakt. Dergelijke beschrijvingen worden in de psychologie op inhoud geanalyseerd en met statistische bewerkingen ontleed zodat de multidimensionele structuur van een zinvol leven in beeld komt. Diverse facetten die deel uitmaken van zo’n multidimensionele zingevingstructuur worden in dit artikel belicht. Welke bronnen of domeinen van zingeving mensen ervaren, hoe het belang van zo’n bron gemeten wordt en wat de breedte en de diepte van iemands zingeving is, vormt een eerste luik. Vervolgens komen de cognitieve, motivationele en affectieve componenten in de persoonlijkheid aan bod, die meer bepalend zijn in de ervaring van zinvolheid dan de concrete zingevende domeinen. Dit verklaart meteen waarom sommige mensen ondanks moeilijke omstandigheden er toch in slagen een leven te creëren dat ze de moeite waard vinden, en het legt ook bloot hoe mensen zichzelf verhinderen hun leven als zinvol te ervaren. Verder gaat dit artikel in op zingevingproblemen die kunnen gaan van zinvermindering tot zinloosheid. Daarbij krijgt de lezer een stukje praktische wijsheid gepresenteerd in de vorm van copingstrategieën waarmee mensen zelf bepalen hoe ze zich verhouden met de gegeven omstandigheden en hun eigen beleving van zin beïnvloeden. Als

laatste in de rij passeert de psychotherapie voor mensen die in de psychologische sector hulp zoeken voor zingevingproblemen.

2. Zingevende thema’s in ‘vooraanstaande’ levens Bij de zoektocht naar wat een zinvol leven inhoudt, richten mensen zich vaak tot een ‘mentor’ die daarover in het openbaar uitspraken doet of die omwille van zijn of haar inspirerende levenswijze door een ruime groep gerespecteerd wordt. Psychologen hebben dat gegeven aangegrepen om te onderzoeken wat er uit deze levens te leren valt over zingeving in het algemeen. De bevindingen van dergelijk onderzoek illustreren we met een recente studie aan de universiteit van Arizona (Kinnier et al., 2003). Hierin werden 238 uitspraken van 195 beroemdheden van de twintigste eeuw uit de hele wereld inhoudelijk geanalyseerd betreffende overtuigingen over de zin van het leven. De beroemdheden moesten wel voldoen aan het criterium van ‘respect verdienen’, waarover meerdere mensen eerst dienden te stemmen. Zo haalden b. beroemdheden als Monica Lewinsky en Jerry Springer niet het vereiste criterium, terwijl Eleanor Roosevelt en Bob Dylan wel de test passeerden. Uiteindelijk hielden de onderzoekers 144 mannen en 51 vrouwen over (wat meteen aangeeft hoe onevenwichtig de seksen vertegenwoordigd zijn als het op beroemdheden aankomt), bestaande uit: 126 filosofen en schrijvers, 23 artiesten en musici, 20 wetenschappers, 17 zakenmensen en politici, 11 spirituele leiders, 2 topsporters. We geven een overzicht van de 10 thema’s die minstens 7 keer vernoemd werden door deze mensen. Bij de thema’s wordt aangegeven welk percentage van de beroemdheden dat thema naar voren schuift en ze zijn gerangschikt in volgorde van voorkomen. Het is niet de bedoeling de beroemheden te classificeren in een bepaalde categorie, maar wel een idee te geven van visies over zingeving in vooraanstaande levens.

  1. Genieten van het leven. Het moment zelf ten volle ervaren. Deze categorie wordt het vaakst vernoemd (17%). Hieronder vallen uitspraken als: “plezier maken”, “schoonheid waarderen”.
  2. Anderen liefhebben, helpen en dienstbaar zijn. Medeleven tonen en ervaren. Het zal niemand verwonderen dat in deze categorie (13%) grootheden te vinden zijn als: de Dalai Lama, Albert Schweitzer, Einstein.
  3. Het leven is een mysterie. Een uitspraak uit 1955 van Albert Camus is exemplarisch voor deze categorie (13%): “Ik weet niet of dit bestaan een transcendente betekenis heeft. Maar ik weet wel dat ik die betekenis onmogelijk kan vatten” (cit. in Kinnier, 2003,112).
  4. Het leven heeft geen zin. Deze pessimistische visie is redelijk populair (11%). Vooral existentialistische filosofen en schrijvers, maar ook de beroemde psycholoog Sigmund Freud, bevolken deze categorie.
  5. God dienen en vereren of zich voorbereiden op een leven na de dood. Uiteraard is dit een uitspraak die kenmerkend is voor spirituele leiders zoals b. Moeder Theresa, maar ook meer wereldse mensen zoals b. Nelson Mandela geven antwoorden in deze categorie (11%).
  6. Het leven is een strijd. In deze categorie (8%) vallen b. uitspraken als: “Het leven is een tragedie waarin wij een tijd onze rol moeten spelen”.
  7. Bijdragen aan iets dat het zelf overstijgt. Deze mensen (6%) vinden zin in hun bijdrage aan een betere wereld. B. Richard Nixon of Margaret Mead ambieerden dit.
  8. Zelfactualisatie. Persoonlijke ontwikkeling en ontwikkeling van de mensheid. Streven naar waarheid, wijsheid en een hoger niveau van zijn. Dit staat voorop bij mensen als Marie Curie, Friedrich Nietzche, Elisabeth Kübler-Ross... of 6% van het gezelschap.

rapporteren gemiddeld een zestal zingevende bronnen. Een groter bereik resulteert doorgaans in een sterker gevoel van psychisch welbevinden en zinvol leven (O’Connor & Chamberlain, 2000).

  1. Dimensies van bestaan Bronnen van zingeving bestrijken verschillende dimensies van het menselijk bestaan, in termen van de existentiële psychologie uitgedrukt als: ‘Umwelt’ of de fysische wereld, de materiële wereld waarin de mens bestaat; ‘Eigenwelt’ of het zelf als een eigen innerlijk leven; ‘Mitwelt’ of het zelf in relatie tot anderen; en ‘Überwelt’ of wat buiten het bereik van zintuigen en begripsvermogen valt, het transcendente (van Deurzen-Smith, 1997). Iemands identiteit ontwikkelt zich over die vier dimensies. Een zinvol leven is niet alleen gekenmerkt door meerdere bronnen van zingeving, iemands welzijn is optimaal als de vier dimensies van het menselijk bestaan vertegenwoordigd zijn in de zingevingdomeinen (Debats, 2000).

Het fysische niveau vooreerst betreft alles wat met het stoffelijke, zintuiglijke lichaam en de natuurlijke en de materiële omgeving te maken heeft. Hierbij zijn veiligheid, comfort, genot, gezondheid en uiterlijke schoonheid belangrijke aspecten. Als iemand zichzelf beschrijft als b.: “ik ben dik”, “ik woon in een groot huis”... dan is de beleving van die persoon bepaald door de fysische dimensie. Als iemand geen aandacht heeft voor deze dimensie, loopt die persoon gevaar ongezond te leven of te grote lichamelijke risico’s te nemen. Niet te veel en niet te weinig zorg voor de fysische dimensie van het bestaan is optimaal. Onderzoek naar zingeving heeft aangetoond dat in deze dimensie jonge volwassenen gemiddeld vooral belang hechten aan een aantrekkelijk voorkomen, genieten van seks en sporten, terwijl oudere mensen vooral begaan zijn met gezondheid en voldoende fitheid om nog uit de voeten te kunnen (Dittmann-Kohli & Westerhof, 2000). Opvallend is dat de natuur als bron van zingeving in recent onderzoek meer opduikt dan in oudere studies (O’Connor & Chamberlain, 2000).

Vervolgens komt het psychische of alles wat behoort tot iemands persoonlijke ontwikkeling, intellectuele vermogens, karaktereigenschappen, psychologische kenmerken en opvattingen over zichzelf. Bij deze gerichtheid op het individu staan zelfkennis, zelfactualisatie, autonomie en vrijheid hoog aangeschreven; een rijk innerlijk leven is een belangrijke bron van voldoening. Als iemand hoofdzakelijk bezig is met zelfontwikkeling en zichzelf te observeren in termen van b. “hoe voel ik mij hierbij?” of “ik moet zorgen dat ik intelligent overkom”, dan kan het belang van het persoonlijke niveau ontaarden in narcisme en egocentrisme. Uit onderzoek blijkt dat verschillende leeftijdsgroepen evenveel belang hechten aan zelfactualisatie.

Verder is er het sociale niveau of alles wat met iemands plaats in de samenleving of functie in het openbare leven te maken heeft. Hier zijn aanzien, erkenning en succes belangrijke categorieën, maar ook zorgen voor anderen, verantwoordelijkheid dragen, vriendschap en erbij horen. Definieert iemand zich vooral aan de hand van zijn sociale rol b. als “ik ben dokter” of “ik ben vader” dan is verlies van werk of het wegvallen van een gezinslid bijna onoverkomelijk. Deze dimensie is zowel voor jongeren als ouderen zeer belangrijk om hun leven zin te geven, zij het met andere klemtonen. Ouderen blikken terug op hun verdienstelijk leven, terwijl jongeren begaan zijn met het vinden van hun plek op school of het werk. Jongeren maken zich meer zorgen om niet populair te zijn bij leeftijdsgenoten of uitgestoten te worden, ouderen zijn meer gericht op elkaar helpen (Dittmann-Kohli & Westerhof, 2000).

Het transcendente tenslotte omvat geloof, geestelijke waarden, ideeën over de mens in een kosmische context. In het ‘rijk van de ziel’ zijn het vinden van ultieme betekenissen, waarheid en wijsheid belangrijke idealen. Hier gaat men ervan uit dat het wezenlijke niet altijd met het blote oog te zien is. Wanneer iemand zichzelf definieert als b. “ik ben katholiek” beklemtoont hij hoe het transcendente zijn identiteit bepaalt. Wanneer deze dimensie te sterk doorweegt in een persoon of een volk, is er gevaar voor fanatisme, onverdraagzaamheid of bekeringsdrift. Zowel ouderen als jongeren vernoemen in onderzoek deze dimensie minder dan de andere dimensies wanneer ze rapporteren over wat hun leven de moeite waard maakt. Onderzoekers zien hierin een teken dat religieuze ideologieën in de moderne samenleving niet meer fungeren als belangrijkste bronnen van zingeving voor de gemiddelde mens (Dittmann-Kohli & Westerhof, 2000). Het blijkt dat de hedendaagse mens wel positief staat ten aanzien van spiritualiteit maar negatief ten aanzien van religie (Bouckaert, 2002).

  1. Diepte in zingeving Een andere nuance die onderzoekers bij zingevingbronnen aanbrengen zijn de verschillen in diepgang die mensen kunnen ontwikkelen. Vier niveaus van diepte worden onderscheiden: ‘ hedonistisch ’ of gericht zijn op genot, plezier en comfort; ‘ persoonlijk ’ of het nastreven van persoonlijke groei en het realiseren van talenten; ‘ altruïstisch ’ of dienstbaar zijn; en ‘ zelfoverstijgend ’ of ultieme betekenis vinden. Diverse bronnen kunnen met verschillende diepgang zingevend zijn. B. ‘natuur’ (fysische dimensie) kan een bron van genieten zijn bij het vertoeven in een mooi landschap; terwijl het beklimmen van een berg een persoonlijke uitdaging kan vormen; maar evenzeer kan het een plek zijn waarin men dienstbaar is als men vrijwillig vervuilende rommel verwijdert; tenslotte geeft de natuur voor sommigen ook toegang tot een zelfoverstijgende beleving waarin eventueel contact met God ervaren wordt. De diepgang die men zoekt in een zingevingbron hangt nauw samen met iemands waarden (dit is een motivationeel aspect dat uitgewerkt wordt in 4.).

Het zogenaamde ‘lustprincipe’ of de drang naar genot kan iemands leven wel sterk bepalen, maar blijkt zelden tot levensvervulling te leiden. Een merkwaardige vaststelling is dat hedonistische inhouden bij gewone mensen nooit hoog scoren voor zingeving. Mensen die een altruïstische of zelfoverstijgende betekenis geven aan hun bronnen van zingeving hebben ook meer levensvoldoening dan diegenen voor wie het persoonlijke niveau primeert (Wong & Fry, 1998). In een onderzoek bij ouderen (Van Ranst en Marcoen, 2000) blijkt bovendien dat mensen die vooral begaan zijn met plezier en comfort, angstiger zijn voor de dood en meer moeite hebben om de fysische beperkingen van het bestaan te accepteren, waardoor ze op hogere leeftijd meer in de problemen komen met de zin van hun bestaan dan zij die minder materialistisch ingesteld zijn en meer investeren in persoonlijke, altruïstische en zelfoverstijgende inhouden.

Onderzoekers hebben tevens vastgesteld dat een bepaald niveau van diepte op zich een belangrijke zingevende categorie kan worden. Zo blijkt dat ‘zelfaanvaarding’ of met zichzelf in het reine komen en het persoonlijke verleden en heden accepteren, en ‘zelftranscendentie’ of het overstijgen van eigenbelangen en zich plaatsen in een grotere context, op zichzelf staande bronnen zijn waaraan mensen veel zin ontlenen (Wong & Fry, 1998). In een onderzoek bij mensen met een levensbedreigende ziekte schuift ‘zelftranscendentie’ naar voren als de belangrijkste bron van zingeving, die bovendien gepaard gaat met toenemend psychologisch welbevinden (Coward, 2000).

bereiken van vooropgestelde doelen geeft richting aan iemands leven en is zeer bepalend voor de ervaring van zin. Een waardevol doel doet iemand volharden, ook in moeilijke omstandigheden. Zelfs banale dagdagelijkse activiteiten of vervelende karweien kunnen zin krijgen in functie van een nabij of verder afgelegen doel. Te bereiken doelen geven niet alleen richting aan iemands doen en laten, ze verschaffen ook een organiserend principe voor een anders chaotisch leven. De motivationele factor is de drijvende kracht achter iemands daden. Dit gaat verder dan iets wensen of verwachten; het veronderstelt investering van tijd en energie. ‘Zinvol’ is daardoor vaak synoniem met ‘wat de moeite waard is om te doen’ en ook in het taalgebruik lopen ‘zin’, ‘richting’ en ‘doel’ vaak dooreen. Mensen vinden hun gedrag waardevol vanuit instrumentele, intrinsieke en zelfoverstijgende motieven (Bergner, 1998).

4.2. Instrumenteel gemotiveerd Instrumentele waarden zijn te vinden in gedrag dat dient om iets anders te bereiken. Het gedrag put zijn waarde niet uit de handelingen op zich, maar uit een verder gelegen doel dat men waardevol vindt. Zo kan iemand elke dag bandwerk verrichten (instrumentele waarde) om geld te verdienen (instrumentele waarde) om een gezin te onderhouden. Of iemand anders kan zich de discipline opleggen om regelmatig te sporten, niet omdat hij/zij dat graag doet, maar omdat een goede fysieke conditie bijdraagt aan gezondheid. Voor veel studenten heeft het studeren van een cursus alleen een instrumentele waarde omdat ze daarmee hun diploma hopen te behalen. Ook activiteiten die op het eerste zicht een meer ‘verheven’ doel hebben, kunnen voor een individu toch instrumenteel zijn wanneer ze dienen voor iets anders. B. men doet vrijwilligerswerk om de nodige stage-uren te verzamelen.

4.2. Intrinsiek gemotiveerd Intrinsieke waarden daarentegen maken dat een gedrag op zich zingevend of bevredigend is. Zo kan bewegen iemand zoveel voldoening geven dat hij/zij vooral daarom gaat sporten. Ideaal gezien zou het met studeren ook kunnen voorvallen dat een student zo geboeid is door de leerstof dat het op zich bevredigend is om daarmee te bezig zijn. Wanneer in het onderzoek naar zingeving in vooraanstaande levens (Kinnier et al. 2003) als belangrijkste thema naar voren komt “Genieten van het leven, het moment zelf ten volle ervaren” dan verwijst dat wellicht meer naar het vinden van de intrinsieke waarde van het gedrag dan dat het gaat over een hedonistische inhoud. (Het zijn bovendien copingvaardigheden, waarover meer in 6.) Vaak worden activiteiten met een intrinsieke waarde ook kernactiviteiten in iemands leven waarrond een groot deel van het bestaan georganiseerd wordt. B. Kim Clijsters vindt tennissen zo plezierig dat het vanzelfsprekend is haar leven daaraan te wijden. Maar ook voor mindere goden is gekend dat het samenvallen van werk en hobby een succesvolle combinatie is. Iemand die in het werk alleen instrumentele waarde vindt, heeft vaak nood aan een hobby of andere bezigheden met een intrinsieke waarde om toch voldoende zin in het leven te hebben. Helemaal opgaan in een bepaalde activiteit is een teken dat de persoon er intrinsieke waarde aan ontleent.

4.2. Zelfoverstijgend gemotiveerd Zelfoverstijgende waarden vormen de motiverende kracht in gedrag dat op zich voor de persoon zelf niet zozeer nuttig is of plezierig om doen, maar dat zin krijgt als bijdrage aan een ultiem doel. Zo kan men b. in een ontwikkelingsland gaan werken uit liefde voor de medemens, om God te dienen, als bijdrage aan de wereldvrede, om de wetenschap te verrijken met nieuwe inzichten... Op dit niveau komen mensen - zowel godsdienstige als niet godsdienstige - tot ultieme antwoorden over de zin van hun leven. In extreme levensomstandigheden zoals rampen,

folteringen, ontberingen, ernstige ziekten... vinden mensen in dit soort waarden de kracht om niet alleen veel te doorstaan en te overleven, maar ook boven zichzelf uit te stijgen en onvermoede bronnen aan te boren. Soms openbaren juist dergelijke grenservaringen een ultieme zin die iemand voor de rest van het leven tekent. Een bekend voorbeeld hiervan is de Weense psychiater Viktor Frankl (1978) die tijdens zijn overleving in de concentratiekampen de ultieme zin van zijn bestaan ontdekte. Zijn visie op het onafwendbare lijden waarmee de mens geconfronteerd wordt en de ‘wil-tot-betekenis’ - die volgens hem meer kenmerkend is voor de mens dan de ‘wil-tot-lust’ - vormen de basis van zijn ‘logotherapie’ (Het Griekse ‘logos’ beduidt ‘betekenis’). Met dergelijke therapie wil hij de egocentrische houding van de neurotische mens heroriënteren naar meer liefde en verantwoordelijkheid voor medemensen, omdat hij van mening is dat zo de ultieme zin kan gevonden worden. Maar ook gewone stervelingen kennen die ervaring en delen de mening dat een leven in dienst van iets of iemand, een hoger belang dat het eigenbelang overstijgt, het meest zingevend is.

De verschillende motiverende waarden sluiten elkaar niet uit. B. een leraar kan geld verdienen met lesgeven, vaak momenten kennen dat het lesgeven op zich hem veel voldoening schenkt, en hij kan het authentieke ideaal hebben met zijn onderwijs bij te dragen aan de vorming van jonge mensen en de creatie van een betere wereld. Iemand anders kan gemotiveerd zijn om lid te zijn van een religieuze groepering omdat het een middel is om zich veilig en geborgen te voelen in een groep, religieuze diensten kunnen soms een esthetische ervaring oproepen, leven in dienst van God kan een ultieme zin verschaffen. In hetzelfde gedrag of in een reeks van gedragingen kan iemand die drie waarden tegelijkertijd realiseren waardoor de ervaring van zinvolheid versterkt.

  1. Affect en zingeving De affectieve component is iemands gevoelsmatige reactie. Deze omvat gevoelens van geluk, plezier, tevredenheid, enthousiasme en voldoening, maar ook negatievere gevoelens als angst, neerslachtigheid, frustratie, schaamte, verveling... enz. Wat men doet, wie men is, wat men heeft, wat men bereikt, wat men verwacht van de toekomst... gaat gepaard met gevoelsmatige reacties in de persoon. Sommige dingen roepen positieve emoties op, terwijl andere vergezeld gaan van negatieve gevoelens. Als de balans overhelt naar de positieve zijde, spreekt men van geluk, levensvoldoening of ook welzijn, weegt de negatieve zijde door dan is er vaak sprake van een depressie, een neurose, of andere psychische problemen. De affectieve component bepaalt de kleur van iemands leven en dient als barometer voor psychisch welbevinden.

Cognitieve, motivationele en affectieve componenten zijn steeds met elkaar verweven. Of men b. tevreden is, kan bepaald worden door het gerealiseerd hebben van een belangrijk doel, dat past in het geloofssysteem en het zelfbeeld dat iemand erop na houdt. Frustratie kan het resultaat zijn van ongeordend bezig zijn met activiteiten die niet leiden tot het - vaak onbereikbare - ideaal dat iemand overgenomen heeft van het wereldbeeld van de omgeving. Depressie kan zich voordoen als iemand geen waardevolle doelen vindt en een bepaald geloofssysteem niet meer overeind kan houden. Genot dient zich aan wanneer een belangrijke waarde aanwezig is, die past bij iemands zelfbeeld en waar het geloofssysteem ook steun aan verleent of er minstens niet tegenin gaat. Bij deze voorbeelden lijkt het alsof de gevoelens het gevolg zijn van de andere componenten. Toch is het verband niet zo eenduidig. Onderzoek levert ook evidentie voor een omgekeerde relatie tussen de componenten. Zo vonden Van Ranst en Marcoen (2000) in hun grootschalig onderzoek bij vijftigplussers dat mensen met een positieve emotionele houding

Kwetsbaar voor zingevingproblemen zijn ook volwassenen die als kinderen opgroeiden bij ouders die omwille van hun eigen problematiek niet de juiste invulling konden geven aan de behoeften van het kind. Dat leidt ertoe dat het kind leert leven in dienst van de behoeften van de ouders. Dergelijke kinderen hebben te weinig voeling met hun eigen waarden en behoeften. De zingevingbronnen die door deze kinderen en latere volwassenen gekozen worden, staan vaak in functie van de verlangens van anderen.

Een leven waarin één bepaalde zingevingbron alle aandacht krijgt, stort niet alleen in elkaar als die bron wegvalt, maar het overdreven bezig zijn met een bepaalde bron kan pathologische vormen aannemen. Gekend is b. dat een te grote gerichtheid op een hedonistische of een materialistische bron de honger naar zin niet fundamenteel bevredigt en tot dusdanige leegte leidt dat er steeds grotere excessen nodig zijn om zichzelf te bedwelmen; of dat men als slaaf van behoeften voortdurend achter het kortstondige plezier aanrent zonder dat er duurzamer geluk uit voortkomt. Ook het exclusief bezig zijn met zelfactualisatie komt maar tot op zekere hoogte tegemoet aan een zingevend leven. Verder kan zelfoverstijging het meest zingevend zijn, maar als de persoonlijke dynamiek daarbij niet onderkend wordt, kan ze ontaarden in dwangmatig of gewelddadig gedrag. Veel idealisme zonder zelfkennis is gedoemd te mislukken. Onderzoek reveleert dat de hoeveelheid (te veel of te weinig met een specifieke bron bezig zijn), meer doorslaggevend is voor de pathologie dan de inhoud van de zingevingbron (Debats, 2000).

  1. Cognitie en zingevingproblemen Cognitief kan iemands wereldbeeld wankelen door de confrontatie met andere wereldbeelden. Het verlies van traditionele zingevingkaders brengt mensen in verwarring als ze geen kompas/levensbeschouwing meer hebben om de juiste richting te vinden. Een levensbeschouwing biedt immers een geheel van overtuigingen, waarden en normen, waarmee mensen richting en zin aan hun leven geven en een cognitief kader hebben om existentiële kwesties te plaatsen (Vellenga, 1992). Sommige auteurs wijzen erop dat het in bepaalde kringen taboe is om specifieke levensbeschouwingen te articuleren en dat daarmee de fundamentele levensvragen naar oorsprong en zin van het leven omzeild worden (Kuiper, 1979). Uiteraard liggen de antwoorden op die levensvragen niet in het bereik van het ‘weten’ en ze zijn ook niet te verifiëren. Maar als men de sprong niet waagt naar een geloof, ontstaat er stuurloosheid die uitmondt in zingevingproblemen. Ook ‘intellectuele zoekers’ blijven in de kou. Het ‘denken over’ is voor hen de veiligste benadering. Zij stellen zich op als toeschouwers i.p. actieve deelnemers van het leven en kunnen zodoende niets emotioneels beleven. De afscherming voor teleurstellingen kent een hoge prijs: er valt ook geen vreugde en geluk te beleven.

Mensen kunnen in zinloosheid belanden als ze een wereldbeeld hanteren dat zingeving uitsluit (Bergner, 1998). Vaak gaat het om constructies met een hoge graad van intellectuele verfijning, die ook logisch zijn en overeenstemmen met empirisch bewijsmateriaal. Een reductionistisch wetenschappelijk gezichtspunt riskeert echter de wereld te ontdoen van waarden die anders zingevend voor het gedrag kunnen zijn. B. geloof in een goddelijk principe kan worden afgedaan als metafysische ‘onzin’. Als deze personen in een fase komen dat de wetenschap geen uitkomst biedt, kunnen ze belanden in een wereld die niet meer de moeite waard is om in te leven. Nog kwetsbaarder zijn de aanhangers van een nihilistisch wereldbeeld, waarin de mogelijkheden om te komen tot grondwaarheden op ethisch, filosofisch of sociaal gebied ontkend

worden. De implicatie van deze overtuiging is dat er geen enkel engagement kan groeien ten overstaan van enig geloofssysteem.

Een ander wereldbeeld dat tot ervaring van zinloosheid kan leiden is het model van de ‘survival of the fittest’, waarin de wetten van de jungle gelden en iedereen handelt uit eigenbelang. Het beklemtonen van egoïstische waarden stimuleert bedrog en onverantwoordelijk gedrag. Als een overwinning behaald wordt ten koste van anderen, wreekt zich dat op de zinbeleving. Ook het slechte nieuws in de media en het beeld van een gewelddadige en onrechtvaardige samenleving dat daarin beklemtoond wordt, leidt voor sommige mensen tot een cognitieve programmering die hun minder zin geeft in het leven. Toevloed van negatieve waarden verhoogt scepticisme. Bovendien vallen mensen die hoofdzakelijk bezig blijven met de problematische aspecten van het leven, makkelijk ten prooi aan zinloosheid.

  1. Motivatie en zingevingproblemen Gedrag wordt absurd wanneer instrumentele, intrinsieke en zelfoverstijgende waarden ontbreken. Het handelen bewerkstelligt dan, voor zover de persoon dat kan zien, geen waardevol nuttig doel (instrumenteel), men beleeft er geen plezier aan (intrinsiek) en men kan er ook geen zelfoverstijgende waarde aan geven waardoor men iets kan verdragen of positief waarderen (Bergner, 1998). Iemands zinbeleving kan ernstig aangetast worden als een belangrijk doel wegvalt. Dit is b. het probleem bij het ‘lege nest syndroom’ waar het zorgen voor de kinderen als doel wegvalt. Een zingevingcrisis kan ook het gevolg zijn van het herhaaldelijk uitblijven van succes bij het nastreven van belangrijke doelen. De persoon wil dan vaak niet onder ogen nemen dat het gestelde doel - b. de ideale partner - onrealistisch of onbereikbaar is. Verder blijkt uit onderzoek dat mensen die zich voornamelijk ‘vermaken’ met passief consumeren, meer gestresseerd zijn en makkelijker belanden in zinloosheidervaring omdat ze bezig zijn met doelen die weinig voldoening schenken (Debats, 2000). Gevaarlijk is vooral als er geen doelen meer zijn die richtinggevend voor het leven zijn. Als iemand het eigen menselijk potentieel nergens voor gebruikt of zich op geen enkele manier nog ontplooit, wordt hij/zij apathisch. Mensen die geen levensvullende bezigheden hebben waarnaar ze uitkijken en waarvoor het de moeite loont dat het weer morgen wordt, mensen die geen uitdaging hebben om er voor iets of iemand te zijn, vallen ten prooi aan zinloosheid. Dat is de reden waarom niet alleen materieel verwende kinderen maar ook bejaarden die men te veel uit handen genomen heeft, kwetsbare populaties zijn. Deze mensen gaan zich vervelen: waarom zouden ze zich inspannen als alles al voor hen gedaan is? Er bestaat geen spanning meer tussen een behoefte en de vervulling, het verlangen is dood, de toekomst belooft niets meer (Stroeken, 1999).

Van een andere orde zijn de zelfondermijnende acties waarmee mensen hun gedrag waardeloos maken wanneer het niet voldoet aan de eigen normen. Iemand kan op verschillende manieren aan dergelijke ‘kritische diskwalificatie’ doen. Sommige mensen appreciëren enkel gedrag dat ‘nuttig’ is; wat geen nut heeft is tijdsverspilling. De beloning of enige voldoening wordt ver vooruitgeschoven, dat is voor ‘later’. Elke handeling wordt onderworpen aan instrumentele normen en is slechts een voorbereiding op iets dat nog moet komen. Kritische diskwalificatie treedt ook op door de zinvolheid steeds af te wegen aan een lange termijn. Alles wat voorbijgaand en vergankelijk is heeft geen waarde; slechts wat ‘sporen voor de eeuwigheid’ nalaat is de moeite waard.

Zingevingproblemen kunnen zich zonder speciale therapeutische interventies herstellen wanneer de persoon - eventueel met hulp en goede raad uit de omgeving - succesvolle copingstrategieën mobiliseert. Wat in de psychologie ‘coping’ heet, kan ook beschouwd worden als levenskunst of praktische wijsheid. Mensen hebben vaak geen keuze in wat hen overkomt, maar door coping bepalen ze hoe ze zich verhouden met de gegeven omstandigheden en beïnvloeden ze hun beleving. Zingevende copingstrategieën zijn o.: cognitief selecteren, cultiveren van het positieve, zorg dragen, aanpassen, optimaliseren, tijd nemen, authentiek contact maken. Deze lijst is niet volledig en het onderscheid tussen verschillende vaardigheden is soms maar een kleine accentverschuiving.

  1. Cognitief selecteren De volkswijsheid heeft altijd oog gehad voor de mogelijkheden van cognitief selecteren, zoals uitgedrukt in de zegswijzen: “Het glas is half vol of half leeg” , “Van de nood een deugd maken”. Het naar voren halen van de positieve kant van de medaille is een cognitieve act die erin bestaat de aandacht selectief te richten op bepaalde aspecten van een situatie, waardoor men er een betekenis aan geeft waarmee zingeving overeind kan blijven of terugkeren; b. bij ontslag na een tijd de aandacht verschuiven naar de vrijheid die men nu heeft. Door cognitieve selectie bepaalt een persoon of hij/zij slachtoffer wordt in een situatie, ofwel de situatie benut als een stimulans tot groei en verruiming. B. iemand die in het ziekenhuis ligt, kan nieuwsgierig zijn naar de gang van zaken, zich verwonderen over dingen, andere aspecten van zichzelf ontdekken... waardoor de ziekte naar de achtergrond verdwijnt en er ruimte ontstaat voor nieuwe ervaringen. Een extreem voorbeeld gaf de schrijver Georges Semprun in een tv-uitzending waarin hij uiteenzette hoe hij zijn martelingen in de concentratiekampen overleefde omdat hij zich gespecialiseerd had in het observeren van zijn folteraars en gefascineerd raakte door hun beweegredenen. Door de aandacht selectief te richten, bepalen mensen zelf of een situatie hen overmeestert en gevangen houdt in pijn en ellende, of dat ze benut wordt als opstap naar het ontwikkelen van nieuwe eigenschappen en het vinden van creatieve invalshoeken. De socioculturele context draagt bij tot selectieve betekenisgeving: beschouwt men oud worden als ‘aftakeling’ of ‘wijsheid’; is vrije tijd ‘genieten’ of ‘nutteloos zijn’...? Die collectieve betekenisgeving beïnvloedt individuen in hun beleving van wat hen overkomt en in het hervinden van een leven dat de moeite waard is. B. een ongeneeslijk zieke persoon kan beschouwd worden als een last voor de omgeving of als een uitnodiging om prioriteiten te herzien en onafgewerkte thema’s in het leven tot een goed einde te brengen.

  2. Het positieve cultiveren

Levenskunstenaars cultiveren het positieve waartoe het leven altijd wel ergens aanleiding geeft: ze vinden meestal iets moois, iets goeds, iets waardevols, iets interessants, iets plezierigs om zich in te koesteren. Typerend voor deze levenshouding is b. de uitspraak van een oude vrouw: “Vroeger genoot ik van mijn ontmoetingen met zes verschillende mensen op één dag; nu geniet ik zes dagen van één ontmoeting” (van Selm & Stevens, 1999, 109). Humor is ook een belangrijk instrument om lijden draaglijk te maken. Het is een vorm van afstand scheppen tussen zichzelf en het probleem en zich niet identificeren met de moeilijkheden. Het positieve cultiveren kan op veel verschillende manieren: een goed boek lezen, een mooie film kijken, goed gezelschap bieden en opzoeken, een leuke sport beoefenen, zich terugtrekken op een aangename plek in huis of in de natuur, genieten van een kop koffie of een glas wijn, luisteren naar een geïnspireerde spreker, bloemen kweken, knutselen, zingen, dansen, muziek spelen, iemand een dienst bewijzen... Dit is geen naïeve levenshouding waarin het kwaad ontkend wordt. Het vertrekt integendeel vanuit het besef dat het leven niet alleen kort is, maar vaak ook heel moeilijk, met veel onontkoombaar leed en onbegrijpelijk lijden. Dat inzicht en die ervaring kan juist inspireren om optimaal gebruik te maken van de opmerkelijke vrijheid om zich boven het leed uit te tillen en ook het lijden van anderen te verzachten. Vanuit psycho-neuro-immunologisch perspectief is er bovendien wetenschappelijke grond om het positieve te cultiveren, al is het maar op verbeeldingsniveau. Verhoogde endorfine bestrijdt immers stress en pijn (Bloom, 2003). De tijdloze filosofie of wijsheid die vervat zit in de wezenlijke gemeenschappelijke kern van de verschillende godsdiensten, heeft altijd aandacht gehad voor het cultiveren van het positieve (Walsh, 2000). Het in ere houden van goedheid (altruïsme, vriendelijkheid), waarheid (het juiste spreken en handelen, gerechtigheid) en schoonheid (kunst, natuur) vormt niet alleen het hoofddoel van diverse spirituele praktijken, het wordt ook aangeduid als een weg waarlangs ‘het goddelijke’ of de ultieme zin in dit aardse bestaan te ervaren is.

  1. Zorg dragen Wie zorg draagt voor iets of iemand verleent daarmee zin aan het dagdagelijkse bestaan. Zowel de gever als de ontvanger ‘draagt’ zorg. Zorg dragen kan in diverse activiteiten: b. zorg dragen voor het lichaam in de wijze van zich wassen, kleden, voeden. Mensen die wegens ziekte zichzelf niet kunnen wassen of aankleden, hervinden een stukje waardigheid wanneer iemand hen op respectvolle wijze helpt om zich beter verzorgd te voelen of ‘goed voor de dag’ te komen. Maar ook voor diegene die dergelijke zorg geeft, is het bijdragen aan iemands welzijn een zingevende taak. B. mensen die instaan voor thuiszorg bij hulpbehoevenden rapporteren dat ze zin in hun werk hebben omdat ze veel dankbaarheid terugkrijgen. Wie zorg in dankbaarheid ontvangt, draagt ook zorg: het is een wisselwerking waarin de scheiding tussen geven en ontvangen wegvalt (Leijssen, 2000). Mensen kunnen ook zin ervaren door b. te zorgen voor een dier, de natuur, de omgeving. Het ‘antwoord’ van het verzorgde hoeft niet in woorden te zijn. Het zien van verzorgde dieren, planten, een propere straat of om het even wat waarin iemand positief geïnvesteerd heeft, roept bij de verzorger positieve gevoelens op en evenzeer bij anderen die meegenieten van wat goed verzorgd is. Het omgekeerde is ook waar: iets vernielen kan vandalen misschien een gevoel van opluchting of vergelding geven omdat ze hun agressie afgereageerd hebben, maar het is niet zingevend, en wie het aanschouwt wordt getroffen door het zinloze geweld. Een zingevende samenleving heeft ‘netwerken’ van zorg. Als het goed loopt zijn familieleden verbonden in hun zorg dragen voor elkaar en als het slecht gaat kan er veel hersteld worden als ze opnieuw kiezen om goed voor elkaar te zorgen. Vriendenkringen of buren creëren verbondenheid

idee dat er zoiets zou bestaan als ‘de juiste keuze’ en ze vragen zich regelmatig af of ze die wel te pakken hebben. B. ze blijven na een aankoop steeds weer bedenken of ze niet beter dat andere genomen hadden of ze durven niet helemaal voor een project kiezen want er is altijd nog iets op aan te merken. Zo ondermijnen ze in feite hun ervaring van zinvolheid door hun engagement telkens weer in vraag te stellen en hun keuze uit te hollen. Zin ontstaat juist door de investering in de gemaakte keuze. Optimaliseren is zichzelf de kans geven om er het beste van te maken, zich met toewijding verbinden met iets of iemand, helemaal gaan voor iets ook al zijn er nadelen aan verbonden, zelf verantwoordelijkheid nemen voor de succesvolle onderneming in plaats van het te laten afhangen van iets dat buiten zichzelf zou liggen. Optimaliseren is ook durven leven, ondanks de zekerheid dat je vroeg of laat doodgaat en het gegeven dat leven talrijke risico’s meebrengt. Sommige problemen kan je voorzien en je er zelfs voor verzekeren, maar de meeste kleine en grote tegenslagen zullen je op het moment zelf confronteren met moeilijkheden en uitdagingen waarbij je opnieuw moet investeren in het heropnemen van het leven mét de mankementen die er zijn.

  1. Tijd nemen In het hedendaagse jachtige levensritme is tijd nemen een copingvaardigheid geworden. Wie af en toe tijd neemt voor rustige overpeinzingen geeft zichzelf de gelegenheid om in een niet veroordelend zelfonderzoek dingen op een rij te zetten, vriendelijk erkenning te geven aan wat is, prioriteiten te herzien, alert te zijn voor wat aandacht nodig heeft, met dankbaarheid terug te denken aan wat goed (geweest) is, wijzer te worden uit ervaringen die niet naar wens of volgens verwachting liepen, eventueel te mediteren of te bidden, te herbronnen in een intenser contact met de eigen wezenskern... Veel mensen kennen deze vorm van ‘leegte’ niet; ze schrikken er zelfs voor terug en zorgen dat ze altijd bezig blijven of voortdurend omringd zijn met lawaai en beelden. Toch is het bewezen dat slechts enkele minuten op een dag tijd maken voor een rustig bezinnen, heilzaam is voor lichaam en ziel. Ook dit kan op heel uiteenlopende manieren vorm krijgen, passend bij iemands karakter en levensstijl: b. rustig zittend op een terrasje, onder een boom of aan een vijver, bij een kaars, aan de haard, of in een speciale gebedsruimte, wachtend in de file, op de luchthaven, of in de trein... al of niet wat dingen opschrijvend. Soms kan dit zelfonderzoek of het aandachtig naar binnen keren intenser vormen aannemen of volgens een bepaalde systematiek gedaan worden zoals in meditatieoefeningen of in focusing (Leijssen, 1999). Dergelijke intense vormen van contemplatie gebruiken de diepere wijsheid van het lichaam om tot meer zelfkennis te komen. Daarbij kan men soms in een zelftranscendente ervaring terecht komen met rechtstreeks en helder beleven van de essentie. Plato kende deze innerlijke bron al en noemde ze het ‘oog van de ziel’ (Walsh, 2000, 215). Wie tijd neemt voor overpeinzing, geeft zichzelf ook een oefening in geduld, acceptatie en mildheid. Sommige dingen in het leven vragen nu eenmaal meer tijd en zijn minder ‘beheersbaar’, zoals b. een rouwproces. Wie gewend is alles snel op commando af te handelen en onder controle te hebben, weet geen raad met de zinvermindering die optreedt bij crisissituaties die gepaard gaan met beschadiging, verminderde controle of een trager groeiproces. Mildheid is ook nodig om beperkingen, zwakheden en grenzen te accepteren. Wie zich laat opjagen door een ‘tijd is geld’ mentaliteit en de norm dat alles snel en efficiënt moet worden aangepakt, kan een mislukking of een verlies niet relativeren. Sommige mensen hebben zelfs geen echte ‘vrije tijd’ doordat ook die ruimte volgepropt is. Genieten van de luxe om ‘tijd te hebben’, te zijn en te laten komen wat komt, is een noodzakelijk tegengif tegen een doldraaiende samenleving.

Tijd nemen als copingvaardigheid uit zich ook in tijd nemen om te doen wat men doet. Met aandacht zijn bij de activiteit die nu aan de orde is, biedt niet alleen een garantie dat het beter gedaan wordt en er minder accidenten gebeuren, het verleent bovendien een extra dimensie aan elke bezigheid, zonder dat het meer tijd kost. Door niet achteloos te luisteren, te kijken, te spreken en te handelen, krijgt men meer waardering zelfs voor de simpele dingen, waardoor het leven meer betekenis en zin krijgt. Zonder deze copingvaardigheid loopt men zichzelf voorbij en riskeert men ondanks heel veel drukke bezigheden, toch met een onbevredigd gevoel door het leven te gaan. Oude mensen moeten de kunst van rustig tijd nemen vaak noodgedwongen herontdekken om bij hun verminderde fysieke mogelijkheden en een teruggeschroefde maatschappelijke rol niet te lijden onder zinloosheid.

  1. Authentiek contact Authenticiteit is een tegengif tegen de vele onechte contacten waarmee mensen dagelijks te maken krijgen. In een authentiek contact ben je je bewust zowel van jezelf in de situatie als van de andere persoon met wie je in interactie bent (Bugental, 1981). Het veronderstelt dat je de andere persoon benadert met oprechte intenties, zonder verborgen agenda of manipulatie, met respectvolle belangstelling, open voor de ontmoeting. Het betekent ook dat je goed in voeling bent met wat je meebrengt of nodig hebt in de interactie en dat je dit met open vizier kenbaar maakt, zonder de ander op te eisen of tot iets te dwingen. Opkomen voor dit soort van contact, door het op te zoeken als je er nood aan hebt en door het te bieden als anderen op je weg komen, is intens zingevend. Dit hoeft niet steeds een ‘grote ontmoeting’ te zijn; het kan zich afspelen in een korte toevallige interactie, zoals b. in een vriendelijke wederzijds respectvolle bejegening aan een loket of in een winkel, een begroeting door een vreemde, of een moment van volle aandacht tussen mensen. In een authentiek contact wordt wat op dat moment wezenlijk is, gezegd en gedaan. Daarom is het verfrissend, opluchtend, inspirerend, deugddoend, voedend en kracht gevend. De authenticiteit garandeert ook dat er geen misbruik gemaakt wordt, je hoeft niet op je tellen te passen. Je gunt de ander het daglicht en je ervaart dat jij ook de ruimte hebt. Er is een spontaan delen, een hartelijk moment omdat je uitdrukt wat op je hart ligt en de ander ook van harte reageert. Op sommige momenten is authentiek contact levensreddend. B. als iemand zelfmoord overweegt en toch nog de telefoon grijpt om teleonthaal te bellen, krijgt hij/zij zelden een ‘oplossing’ voor de problemen, maar wel een aandachtige luisteraar die met menselijke aanwezigheid weer hoop wekt dat het zin heeft verder te leven.

Authentiek contact is ook de sleutel tot vriendschap, waarin wederzijds vertrouwen en intimiteit tussen mensen tot bloei kan komen (Grün, 2002). Wie het vermogen verliest om vriend(elijk) te zijn voor een ander, mist een belangrijke vaardigheid om zin te geven aan het leven. Dit is geen ‘softe’ vaardigheid, ze vereist integendeel de moed om oprecht te zijn, te zeggen waar het op staat, tegen de stroom in te varen soms, zichzelf te zijn zonder dat het ten koste van een ander is, het risico nemen dat de poging om contact te maken verkeerd begrepen wordt, zich onbevangen open stellen voor het onverwachte van het moment.

7. Psychotherapie Therapeuten hoeven geen antwoord te hebben op de vraag naar de zin van het leven of hoe iemand het dagelijkse leven waardevol maakt. Therapeuten kunnen wel bewust zijn van componenten die een mensenleven waarde verlenen en nagaan of er onder de aangemelde problematiek nog fundamenteler vragen schuilen. Symptomen kunnen immers uiting zijn van een

besef dat ‘de waarheid’ niet voor iedereen dezelfde is en dat diverse levenswijzen kunnen bijdragen aan zingeving. De alomtegenwoordige zingevingproblematiek is echter niet te remediëren door alleen op individueel niveau te werken. Psychologen hebben niet de traditie om zich maatschappelijk te engageren, maar als een samenleving op een punt gekomen is waarop de nood zo hoog is, dient iedereen die iets kan bijdragen aan een zinvoller leven in de 21ste eeuw te spreken. Zingevingproblemen zijn een verwijzing naar de kwaliteit van de samenleving. Hoge zelfmoordcijfers, depressie bij één op vijf volwassenen, stress en burnout, verslavingen, toenemende criminaliteit... zijn symptomen van een veeleisend systeem en een snel evoluerende maatschappij die niet op mensenmaat is. Het alledaagse leven is in de moderne samenleving niet meer plezierig voor de meerderheid van de bevolking en met ultieme levensvragen weet een ontzielde maatschappij geen blijf. Het ongunstige tij is slechts te keren als copingstrategieën voor zingeving ruimere maatschappelijke ondersteuning krijgen en zelfoverstijgende bronnen geherwaardeerd worden. Hiervoor is het noodzakelijk dat diverse beroepsgroepen de handen in elkaar slaan om een mensvriendelijke maatschappelijke context te creëren waarin zowel dagdagelijks als ultiem zin te vinden is.

Referenties Bergner, R. (1998). Therapeutic approaches to problems of meaninglessness. American Journal of Psychotherapy, 52 (1), 72-87.

Bloom, W. (2003). De positieve kracht van endorfine. Aartselaar: Zuidnederlandse Uitgeverij.

Bouckaert, L. (2002). Spiritualiteit als publieke zaak. Ethische Perspectieven, 12 (3-4), 210-222.

Bugental, J.F. (1981). The Search for Authenticity (rev.). New York: Irvington.

Coward, D. (2000). Making Meaning within the Experience of Life-Treatening Illness. In: G. Reker & K. Chamberlain (eds.), Exploring Existential Meaning. Optimizing Human Development Across the Life Span (pp. 157-170). London: Sage Publications.

Debats, D. (1996). Meaning in life. Psychometric, clinical and phenomenological aspects. Dissertatie Rijksuniversiteit Groningen.

Debats, D. (2000). An Inquiry into Existential Meaning: Theoretical, Clinical, and Personal Perspectives. In: G. Reker & K. Chamberlain (eds.), Exploring Existential Meaning. Optimizing Human Development Across the Life Span (pp. 93-106). London: Sage Publications.

Dittmann-Kohli, F. & Westerhof, G. J. (2000). The personal Meaning System in a Life-Span Perspective. In: G. Reker & K. Chamberlain (eds.), Exploring Existential Meaning. Optimizing Human Development Across the Life Span (pp. 107-122). London: Sage Publications.

Frankl, V. (1978). De zin van het bestaan. Een inleiding tot de Logotherapie. Rotterdam: Ad. Donker.

Grün, A. (2002). Vriendschap. Zoetermeer: Meinema-Kapellen: Pelckmans.

Herman, J. (1994). Trauma en herstel. De gevolgen van geweld - van mishandeling thuis tot politiek geweld. Amsterdam: Wereldbibliotheek.

Kinnier, R., Kernes, J., Tribbensee, N., & Van Puymbroeck, C. (2003). What eminent people have said about the meaning of life. Journal of Humanistic Psychology, 43( 1), 105- 118.

Kuiper, P. (1979). Het mensbeeld in de psychoanalyse. In: C. van Parreren & J. van der Bend (red.), Psychologie en mensbeeld (pp. 45-59). Basisboeken. Baarn: Ambo.

Leijssen, M. (1999). Gids voor gesprekstherapie. Utrecht: De Tijdstroom.

Leijssen, M. (2000). Het ethos van de hulpverlener. In: J. Graste & D. Bauduin (red.), Waardenvol werk. Ethiek in de geestelijke gezondheidszorg (pp. 78-83). Assen: Van Gorcum.

O’Connor, K Chamberlain, K. (2000). Dimensions and Discourses of Meaning in Life: Approaching Meaning from Qualitative Perspectives. In: G. Reker & K. Chamberlain (eds.), Exploring Existential Meaning. Optimizing Human Development Across the Life Span (pp. 75-92). London: Sage Publications.

Reker, G. (2000). Theoretical Perspective, Dimensions, and Measurement of Existential Meaning. In: G.T & K. Chamberlain (eds.), Exploring Existential Meaning. Optimizing Human Development Across the Life Span (pp. 39-55). London: Sage Publications.

Rogers, C. (1961). On becoming a person. A therapist’s view of psychotherapy. Boston: Houghton Mifflin.

Stoffer, R. (2001). Demoralisatie en de mislukte missie. In de voetsporen van Jerome Frank. Tijdschrift voor Psychotherapie. 27 (5), 366-379.

Stroeken H. (1999). Zoeken naar zin. Psychotherapie en existentiële vragen. Amsterdam: Boom.

van Deurzen-Smith, E. (1997). Everyday Mysteries: Existential Dimensions of Psychotherapy. London: Routledge.

Van Ranst, N. & Marcoen, A. (2000). Structural Components of Personal Meaning in Life and their Relationship with Death Attitudes and Coping Mechanisms in Late Adulthood. In: G.T & K. Chamberlain (eds.), Exploring Existential Meaning. Optimizing Human Development Across the Life Span (pp. 59-74). London: Sage Publications.

van Selm, M. & Stevens, N. (1999). Zingeving en zinvermindering in de tweede levenshelft. In: C.P. van der Staak & M. van Kalmthout (red.), Zorg voor het goede leven (pp. 99- 111). Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum.

Vellenga, S. (1992). Zin, ziel, zorg. Over levensbeschouwing en geestelijke gezondheidszorg. Kampen: Kok.

Walsh, R. (2000). Het wezen van spiritualiteit. Amsterdam: Wereldbibliotheek.

Wong, P.T. (1998). Meaning-Centered Counseling. In: P.T. Wong & P. Fry (eds.), The human quest for meaning: A handbook of psychological research and clinical applications (pp. 395-435). Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum.

Was dit document nuttig?

Zingeving 21ste eeuw

Vak: Religie, zingeving, levensbeschouwing (A07C8A)

208 Documenten
Studenten deelden 208 documenten in dit vak
Was dit document nuttig?
Zingeving en zingevingproblemen vanuit psychologisch perspectief
Mia Leijssen
Gepubliceerd artikel: Leijssen, M. (2004). Zingeving en zingevingproblemen vanuit
psychologisch perspectief. In Wetenschappelijk denken: een laboratorium voor morgen?
Lessen voor de eenentwintigste eeuw (pp. 241-268). Leuven: Universitaire Pers Leuven.
1. Inleiding
Traditioneel is zingeving een terrein van filosofie en religie. Toch voelen ook psychologen zich
geroepen om met dit thema bezig te zijn. Zingeving speelt immers een rol in psychische
gezondheid en gebrek aan zingeving kan leiden tot ernstige psychische problemen met o.a.
depressies, verslavingen en zelfmoord als gevolg. Anders dan filosofie en religie wijdt de
psychologie geen hoogstaande beschouwingen aan de zin van het bestaan en ze spreekt zich niet
uit over wat moreel wenselijk zou zijn. In de psychologie is het niet de vraag of ‘het leven zin
heeft’, wel hoe mensen het dagdagelijkse leven de moeite waard vinden en onder welke condities
het leven zinloos wordt.
Bewust of onbewust hebben mensen nood aan andere mensen, dingen en acties om de dag door te
komen, bij voorkeur zo dat er een toegevoegde waarde ontstaat die hun leven verrijkt. Verder dan
het dagdagelijkse zoeken sommigen naar antwoorden op grote levensvragen, waarmee ze zichzelf
in een ruimer kader plaatsen en een ultieme zingeving vinden. De meeste mensen staan niet stil
bij zingeving; pas als ze in de problemen komen of hun leven uitzichtlozer schijnt te zijn, gaan ze
zich vragen stellen over de betekenis die ze aan hun leven (willen) geven. Nochtans hebben de
meeste mensen, ook zonder dat ze in moeilijkheden verkeren, impliciete theorieën over wat hun
leven waardevol maakt. Die impliciete betekenisgeving maken psychologen expliciet met hun
onderzoek naar zingeving.
De psychologische invalshoeken voor het thema zingeving zijn divers en de brede waaier van
onderzoeksmethodes maakt het niet eenvoudig om eenduidige conclusies naar voren te schuiven.
Bovendien wordt het onderzoek naar zingeving vaak doorkruist met verwante thema’s zoals:
geluk, welzijn, optimisme, hoop, existentiële condities…
Dit artikel vat de belangrijkste onderzoeksgegevens samen waarin zowel aan ‘grote denkers’ als
aan ‘gewone mensen’ gevraagd wordt te beschrijven wat ze kenmerkend vinden voor een zinvol
leven en wat hun concrete leven al dan niet de moeite waard maakt. Dergelijke beschrijvingen
worden in de psychologie op inhoud geanalyseerd en met statistische bewerkingen ontleed zodat
de multidimensionele structuur van een zinvol leven in beeld komt. Diverse facetten die deel
uitmaken van zo’n multidimensionele zingevingstructuur worden in dit artikel belicht. Welke
bronnen of domeinen van zingeving mensen ervaren, hoe het belang van zo’n bron gemeten
wordt en wat de breedte en de diepte van iemands zingeving is, vormt een eerste luik. Vervolgens
komen de cognitieve, motivationele en affectieve componenten in de persoonlijkheid aan bod, die
meer bepalend zijn in de ervaring van zinvolheid dan de concrete zingevende domeinen. Dit
verklaart meteen waarom sommige mensen ondanks moeilijke omstandigheden er toch in slagen
een leven te creëren dat ze de moeite waard vinden, en het legt ook bloot hoe mensen zichzelf
verhinderen hun leven als zinvol te ervaren. Verder gaat dit artikel in op zingevingproblemen die
kunnen gaan van zinvermindering tot zinloosheid. Daarbij krijgt de lezer een stukje praktische
wijsheid gepresenteerd in de vorm van copingstrategieën waarmee mensen zelf bepalen hoe ze
zich verhouden met de gegeven omstandigheden en hun eigen beleving van zin beïnvloeden. Als