Meteen naar document

Thema 4: voortplanting bij de mens

samenvatting van Thema 4: voortplanting bij de mens
Vak

Biologie

999+ Documenten
Studenten deelden 1150 documenten in dit vak
NiveauJaar

ASO

6e Jaar
Schooljaar: 2020/2021
Geüpload door:
Anonieme Student
Dit document is geüpload door een student, net als jij, die anoniem wil blijven.
Universiteit Antwerpen

Reacties

aanmelden of registreren om comments te posten.
  • Student
    dankje
  • Student
    heb je ook een samenvatting van thema 2?

Gerelateerde Studylists

BiologieBio 6deBiologie

Preview tekst

Thema 4: voortplanting bij de mens

1. Primaire en secundaire geslachtskenmerken

1. Primaire geslachtskenmerken

● geslachtskenmerken die al voor de geboorte aanwezig zijn. primaire geslachtskenmerken

mannelijk vrouwelijk

  • teelballen (testes)

  • bijballen

  • balzak (scrotum)

  • zaadleiders

  • zaadblaasjes

  • prostaat

  • penis

  • eierstokken (ovaria)

  • eileiders (tubae uterinae)

  • baarmoeder (uterus)

  • vagina (schede)

  • schaamlippen

  • clitoris

1. Secundaire geslachtskenmerken

● geslachtskenmerken die pas tot uiting komen vanaf de puberteit als gevolg van verhoogde productie van testosteron (m) en oestrogeen (v).

secundaire geslachtskenmerken

mannelijk vrouwelijk

  • beharing op het aangezicht en rest van het lichaam

  • skelet en skeletspieren worden sterker

  • bredere schouders

  • stemverlaging

  • vergroting van penis en balzak

  • zaadlozing

  • beharing onder de oksels en rond schaamstreek

  • rondere lichaamsvormen door vorming van onderhuids vet

  • bredere bekken

  • volumetoename van borsten

  • menstruatiecyclus

2. Functionele bouw van de vrouwelijke voortplantingsorganen

2. Eierstokken (ovaria)

bouw functie

  • links en rechts tegen rand v/h bekken

  • ingebed in bindweefsel

  • verbonden met een aantal ligamenten aan de omliggende organen ➔ buikwand ➔ baarmoeder ➔ eierstokken op zijn plaats houden

  • productie eicellen

  • productie vrouwelijke geslachtshormonen ➔ geslachtsklieren of gonaden

● merg: - rijk aan bloedvaten ➔ vertakken zich naar schors toe tot bij de follikels ➔ nodig voor: ➢ de aanvoer van hormonen die de follikelrijping op gang brengen ➢ de afvoer van vrouwelijke geslachtshormonen ● Schors: - plaats waar eicellen rijpen, omgeven door follikelcellen ● follikel: - blaasje dat een nog onrijpe eicel bevat, die omgeven is door een of meer lagen kleinere cellen, follikelcellen. - follikelcellen ➔ voeden en beschermen de eicel ➔ productie van vrouwelijke geslachtshormonen - maandelijks minstens 1 van die follikels rijpen ➔ eisprong of ovulatie als gevolg

● baarmoederhals: - produceert slijm dat een prop vormt die de hals afsluit (niet in ovulatieperiode) ➔ slijmprop bemoeilijkt het indringen van lichaamsvreemde stoffen of cellen

2. Vagina (schede)

bouw functie

  • gespierd kanaal

  • ongeveer 8 cm lang

  • verbinding tussen de baarmoeder en de buitenwereld

  • vrouwelijk paringsorgaan

  • tijdens bevalling laatste gedeelte v/h geboortekanaal

● wand v/d vagina: - elastisch ➔ door aanwezigheid van bindweefsel ➔ tijdens bevalling kan de diameter tot 15 cm toenemen ● binnenwand: - bekleed met slijmvlies (ligt in dwarse plooien) - slijmvliesepitheel ➔ bevat veel glycogeen met daarop melkzuurbacteriën ➔ van glycogeen tot glucose: ➔ van glucose tot melkzuur (energieproductie voor de bacteriën) ➔ scheiden melkzuur uit ➢ milieu in de vagina zuur ➢ meeste micro-organismen kunnen niet leven in zure omgeving ➢ bescherming tegen infecties ⇒ erg belangrijk ⇒ buikholte,de eileiders, baarmoeder en vagina staan in verbinding met uitwendig milieu ● maagdenvlies (hymen): - ringvormige plooi ➔ sluit de schede gedeeltelijk af

  • bij eerste geslachtsgemeenschap of coïtus scheurt het vlies ➔ gepaard met kleine bloeding

2. Uitwendige geslachtsorganen

● twee paar huidplooien (bij opening v/d vagina) - grote shaamlippen: ➔ behaart ➔ bevatten veel onderhuids vetweefsel, zweet-, geur- en talgklieren ➔ beschermen opening van vagina tegen verwonding - kleines schaamlippen: ➔ onbehaard ➔ in de schaamlippen komen dicht bij de vaginale ingang slijmklieren voor ➢ scheiden bij seksuele prikkel slijm af ➢ vergemakkelijkt penetratie tijdens coïtus ● clitoris: - klein orgaan - waar de kleine schaamlippen vooraan samenkomen - bestaat uit zwelbaar weefsel - belangrijkste genotorgaan ➔ bestemd om de vrouw tot een orgasme te brengen

3.2. Ovulatie

● Onmiddellijk na meiose I start de secundaire oöcyt (n) met meiose 2 ● De deling gaat niet volledig door: stopt in metafase van meiose 2 ● In dit stadium treedt er ovulatie op: - De wand van de Graafse follikel barst open - Het follikelvocht vloeit weg en voert de secundaire oöcyt mee in de trechter van de eileider - De secundaire oöcyt blijft omgeven door enkele lagen follikelcellen (corona radiata) ● Geen bevruchting: - binnen de 24u sterft de secundaire oöcyt af en wordt geresorbeerd - De resterende follikelcellen, achtergebleven in de eierstok, vormen het geel lichaam (corpus luteum) ➔ cellen zijn geelgeleurt door de productie van luteïne - Het geel lichaam blijft nog een 2-tal weken bestaan - gaat dan ten gronde, er blijft een klein litteken op het opp v/d eierstok achter

● wel bevruchting: - Secundaire oöcyt zal de meiose 2 afwerken - Hierbij ontstaat opnieuw een veel kleinere cel: poollichaampje - Er ontstaat ook een grotere cel: de oötide (n+n) - De oötide bevat: - Het haploïde chromosomenaantal van de secundaire oöcyt (n) - Het haploïde chromosomenaantal van de zaadcel (n) - Na het versmelten van beide celkernen ontstaat de bevruchte eicel = zygote (2n) - Gedurende de eerste 2 maanden van de zwangerschap blijft het geel lichaam bestaan

  • verdeling in cytoplasma ➔ gebeurt ongelijk ➔ cel creëren met een grote voorraad aan reservestoffen ➢ cel is in staat om het begin v/d groei v/e nieuw organisme te verzekeren ➔ 1 stepoollichaampje ook een 2e meiotische deling? ➔ wel al bevruchte eicellen met drie poollichaampjes aangetroffen
4.2. Folliculaire fase

● Start vlak na de menstruatie

● Lage concentratie aan oestrogeen en progesteron

● De hypothalamus produceert gonadotrofine releasing factor (GRF)

● GRF prikkelt de hypofysevoorkwab tot de neurosecretie van het follikelstimulerend hormoon (FSH) en luteïniserend hormoon (LH)

● In lage concentratie doet vooral FSH een aantal follikels rijpen - Meerdere follikels starten, slechts één per cyclus rijpt volledig

● Follikelcellen in de groeiende follikels scheiden oestrogeen af - baarmoederslijmvlies groeit tot 0,5 cm (groeifase) - bloedvaten ontwikkelen zich in baarmoederslijmvlies

● Op het moment van de rijpe follikel scheiden de follikelcellen heel veel oestrogeen af - oestrogeendrempel wordt bereikt

● Gevolgen van het bereiken van de oestrogeendrempel: - GRF-secretie verhoogt - Piek in afscheiding van FSH en LH - LH-piek zorgt voor de ovulatie en vorming van het geel lichaam - positieve feedback

4.2. Luteale fase
  • Geel lichaam: productie van oestrogeen en produceert progesteron

  • Onder invloed van progesteron:

    • meer slijmkliertjes in het baarmoederslijmvlies
    • Het klierweefsel scheidt slijmerig vocht af, rijk aan glycogeen (secretiefase)
    • Klaarmaken van het baarmoederslijmvlies voor eventuele innesteling
    • Centra voor temperatuurregulatie worden beïnvloed ➔ Lichaamstemperatuur stijgt +/- 0,5°C

● De hoge concentratie aan oestrogeen en progesteron remmen de GRF-productie door de hypothalamus - FSH- en LH-productie zal stilvallen - Geel lichaam zal atrofiëren - Oestrogeen- en progesteronconcentraties dalen - Baarmoederslijmvlies brokkelt af - Menstruatie - Nieuwe cyclus

4.2. Menstruatiefase

● Verdikte baarmoederslijmvlies wordt opgeruimd ● Haarvaten barsten ➔ bloedverlies ● +/- 5dagen ● Baarmoederslijmvlies terug dun

4.2. Feedbackmechanisme

● Groeiende follikels produceren oestrogeen (- feedback) - secretie van FSH door hypofyse wordt geremd - beperkt aantal rijpende follikels ● Oestrogeendrempel: (+ feedback) - verhogen van GRF-secretie - piek in FSH en LH ● In de luteale fase: (- feedback) - oestrogeen en progesteron remmen de GRF secretie - LH- en FSH-secreties nemen af

4.2. Hormonale invloeden op eierstok en baarmoeder na bevruchting

● Baarmoederslijmvlies moet behouden blijven voor de innesteling - geen menstruatie ● Het hormoon HCG: - geproduceerd door embryo - HCG houdt het geel lichaam in stand - het geel lichaam blijft oestrogeen en progesteron aanmaken - houdt het slijmvlies in stand ● Later neemt placenta de rol van het geel lichaam over

4.2. Hormonale invloeden op het slijm van de baarmoederhals

● Enkele dagen vóór de ovulatie oiv. oestrogeen: - de slijmprop in de baarmoederhals wordt vloeibaar, helder en rekbaar: ➔ bevordert de beweeglijkheid van de zaadcellen - PH van de vagina stijgt: ➔ zaadcellen kunnen er 3 dagen overleven - relaxerende werking op de spieren rond de baarmoederhals: ➔ meer doorgang voor de zaadcellen ● Na ovulatie o.i. progesteron: - slijm wordt ondoorzichtig, taaier en onrekbaar

5. Bijballen

bouw functie

  • sluit aan op teelbal

  • 6 m lang kronkelend kanaal

  • reservoir voor zaadcellen die er verder rijpen in een door de bijbal afgescheiden vloeistof (zaadvloeistof) ➔ elke rijpe zaadcel is in staat zelfstandig te bewegen ➔ verblijf v/d zaadcellen ➢ hangt af van seksueel activiteit v/d man ➢ na 2 tot 3 weken zonder zaadlozing worden de spermatozoïden afgebroken

5. Zaadleiders en zaadblaasjes

● zaadleider: - ongeveer 50 cm lang kanaal met gespierde wand (spierweefsel ➔ zorgt voor snel transport van spermatozoïden door middel van krachtige peristaltiek - monden uit in de urinebuis, die vanaf de urineblaas tot in de penis loopt ● zaadblaasjes: - mondt in elke zaadleider uit (traject waar zaadleider achter de blaas passeert) - klieren die zaadvloeistof afscheiden ➔ komt fructose(monosacharide) in voor ➢ energiebron voor zaadcellen

5. Prostaat

● zaadleiders volgen hun weg binnen prostaatklier ● monden uit in de urinebuis ● klier die de vorm en grootte van een kastanje heeft ● omsluit een stukje v/d urinebuis waarin ze via een 15-tal klierbuisjes een kleurloze vloeistof stort ● zaadvloeistof v/d bijbal + zaadblaasjes + prostaat + zaadcellen vormen sperma ● kringspier net onder de urineblaas sluit urinebuis af - verhindert gelijktijdig vloeien van urine en sperma door urinebuis

5. Klieren van Cowper

● monden uit in de urinebuis ● leveren een deel v/h zaadvocht - neutraliseert het urinezuur (blijft bij elke urinelozing in de urinebuis achter) - zuur milieu is nefast voor zaadcellen → ontzuring van belang

5. Penis

● mannelijk copulatieorgaan ● bestaat uit urinebuis - omgeven door sponsachtigweefsel ● bestaat uit zwellichamen - bestaan uit caverneus weefsel ➔ weefsel met veel holten (cavernes)die met bloed kunnen worden gevuld ➢ penis groot en stijf → gaat rechtopstaan (erectie) ➢ noodzakelijk voor de copulatie

● eindigt op een verbreding (eikel) - rijk voorzien van tastlichaampjes → zeer gevoelig - huid rond eikel = voorhuid ➔ kan worden weggeschoven ➔ kan worden verwijderd (besnijdenis) ➢ uit religieuze redenen (joden, moslims) ➢ uit hygiënische overwegingen ⇒ smeerstof (geproduceerd door eikel) niet ophopen en infectie veroorzaken ⇒ goede lichaamshygiëne is even effectief

6. Spermatogonese of zaadcelvorming

● Begint in de eerste weken na de indifferente periode ● In de wand van de zaadbuisjes ontstaan diploïde kiemcellen (voorlopercllen v/d sermatozoïde):spermatogonia(2n) ● Tussen de cellen bevinden zich de Sertoli cellen - Dit zijn ondersteunende en voedende cellen ● vanaf de puberteit vermenigvuldigen de spermatogonia zich door mitose - Eén van de twee dochtercellen, de spermatocyt (2n), ondergaat een meiose - De andere dochtercel blijft achter als spermatogonie ➔ spermatogonia geraken nooit uitgeput - Einde van de meiose: uit de spermatocyt vier haploïde dochtercellen ontstaan: spermatiden ● spermatiden zijn nog niet klaar voor bevruchting ● spermatiden ondergaan nog differentiatie tot spermatozoïde

7. Hormonale regeling van de spermatogense

● De hypothalamus secreteert GRF ● De hypofyse scheidt FSH en LH af ● o.i. LH produceren de cellen van leydig testosteron ● o.i. FSH scheiden de cellen van Sertoli bindingseiwitten af die de spermatogenese in gang zetten ● De FSH en LH concentratie wordt geregeld door feedbackmechanismen: - Sertoli cellen scheiden inhibine af als de drempelwaarde van FSH overschreden is ➔ secretie van FSH neemt af - Overmaat aan testosteron ➔ afremmen van LH- en GRF-secretie

8. Geslachtsgemeenschap of coïtus (NIET)

9. Bevruchting of conceptie

9. De weg door de zaadcellen afgelegd

● de weg van de zaadcel tot aan de eicel: - 15 cm - +/- 24u ● zuurtegraad sperma - licht alkalisch (pH=7,4) - korte tijd beschermd tegen zure vagina (pH=4) ● ¼ sterft in de vagina - zuurtegraad - immuunrespons v/d vrouw tegen lichaamsvreemde stoffen - misvormingen van zaadcellen ● ½ komt in de verkeerde eileider terecht ● 100 tal bereiken de eicel in ampulla ● 1 zaadcel zal binnendringen

9. Verloop van de bevruchting

9.2. Binnendringen van een spermatozoïde in de eicel

binnendringen doorheen de corona radiata: - 10 tallen spermatozoïden omringen de secundaire oöcyt - Ze dringen de corona radiata binnen door tussenkomst van enzymen en hevige beweging ● binnendringen doorheen het pellucidevlies: - acrosoomreactie : zaadcellen laten enzymen vrij uit het acrosomaal blaasje ⇒ gaten in het pellucidevlies - vele zaadcellen werken hieraan mee, slechts één geraakt er doorheen ● binnendringen doorheen het celmembraan van de eicel: - kop van de zaadcel maakt via specifieke receptoren, chemisch contact met proteïne in het membraan v/d eicel - versmelten van de membranen - de kop van de zaadcel wordt opgenomen in de eicel - mitochondriën v/h tussenstuk en microtubuli v/d flagel worden enzymatisch afgebroken ● ontstaan van het bevruchtingsmembraan: - onder het eicelmembraan liggen corticale granulen - Eens de zaadcel is binnengedrongen: ➔ corticale granulen storten inhoud tussen celmembraan en pellucidevlies uit ➔ waardoor het vlies uithardt tot een ondoordringbaar bevruchtingsmembraan: corticale reactie

Was dit document nuttig?

Thema 4: voortplanting bij de mens

Vak: Biologie

999+ Documenten
Studenten deelden 1150 documenten in dit vak
NiveauJaar:

ASO

6e Jaar
Was dit document nuttig?
Thema 4: voortplanting bij de mens
1. Primaire en secundaire geslachtskenmerken
1.1. Primaire geslachtskenmerken
geslachtskenmerken die al voor de geboorte aanwezig zijn.
primaire geslachtskenmerken
mannelijk
vrouwelijk
- teelballen (testes)
- bijballen
- balzak (scrotum)
- zaadleiders
- zaadblaasjes
- prostaat
- penis
- eierstokken (ovaria)
- eileiders (tubae uterinae)
- baarmoeder (uterus)
- vagina (schede)
- schaamlippen
- clitoris