Meteen naar document

Financien en verzekeringen cursus business management

intro financien en verzekeringen uit het vak introductie business management
Vak

Introductie Business Management (Z15499)

17 Documenten
Studenten deelden 17 documenten in dit vak
Universiteit

Thomas More

Schooljaar: 2020/2021
Geüpload door:
0volgers
60Uploads
16upvotes

Reacties

aanmelden of registreren om comments te posten.

Gerelateerde Studylists

Introductie business management

Preview tekst

FINANCIE- EN

VERZEKERINGSWEZEN

1. Situering van de financiële

instellingen

- Beobank, crelan, rabobank, kbc,...

1. Wat doet een ‘bank’?

- Een bank moet vertrouwen wekken anders zullen ze nooit aan werkmiddelen kunnen geraken - hoofdtaak : het ontvangen van deposito’s (geld dat op de rekening staat) en het verlenen van kredieten en waken erover dat het betaalverkeer in de wereld optimaal verloopt - De wettelijke toegelaten werkzaamheden situeren zich op 5 domeinen A. Kredietbemiddelaar (transformatiefunctie)  Transformeert geld op de rekening naar kredietvormen  Ze spelen bemiddelaar naar het zoeken van kredieten  Deposito’s worden omgezet naar kredieten B. Geldschepper  Geld scheppen op rekeningen  Deel van deposito’s worden uitgeleend en op die manier geld op rekeningen creëren  Voorbeeld : iemand heeft 1000 euro cash en zet het op de rekening, niet al het geld wordt gebruikt of teruggevraagd (parkeren het geld en sparen), percentage dat op de rekening moet blijven staan kasreserve coëfficiënt  200 euro blijft in cash dus 800 euro mag gebruikt worden om een krediet te verlenen.  je hebt krediet nodig en betaald de 800 euro aan je schuldeiser A.  Van de 800 euro mag men 80% uitlenen 640 mag men uitlenen  640 op rekening van schuldeiser B  Dus totaal op rekening: 1000 + 800 + 600 C. Kassier  Dat is de kassa

 Taak: het ontvangen van cash geld en de het doen van betalingen voor de client D. Kapitaalbeheerder  Kapitaal = het geld dat we willen beleggen  Beheren het kapitaal van de cliënten  gaat vaak over grote bedragen  Als je niet weet hoe je dat moet doen dan kan je naar de bank gaan en je kan je eisenpakket geven en dan gaan ze proberen om je geld te laten opbrengen en dat kost wel geld voor jou als client maar dan is het in handen van specialisten  De uitgifte verzorgen van effecten  Effecten = aandelen en obligaties, dingen die echt op de beurs worden verkocht E. Dienstverlener  Met raad en daad bijstaan  Geeft info, advies, website, live chat, brochures

1. Andere financiële instellingen

- De financiële instellingen worden ingedeeld in 4 grote groepen: 1. Depositoverwervende en kredietverstrekkende instellingen 2. De instellingen voor elektronisch geld 3. De instellingen die via ‘risicodragend kapitaal’ participeren in ondernemingen 4. De ‘institutionele beleggers’

1.2. Depositoverwervende en
kredietverstrekkende instellingen

A. Depositobanken - Dat zijn de klassieke banken: dat zijn alle grotere financiële instellingen die een breed gamma gaan aanbieden en een divers cliënteel hebben (ondernemingen, particulier, overheid) - Voorbeelden: Kbc, ing, BNP Paribas fortis - We hebben niet enkel te maken met de klassieke banken  verscheidenheid aan verschillende banken (bv. newb-bank

B. Spaarbanken - Argenta en record: goed in het aanbieden van het sparen in het algemeen - Zijn er nog heel weinig van want iedereen wil naar de buitenwereld tonen als een bank die zich op alle terreinen richt  want die liggen beter in de markt - Ze bieden eigenlijk alles aan, maar hun spaarproducten zijn cruciaal voor hen

- Doel: na pensionering uitkeringen te doen aan de deelnemers van het fonds  tijdens loopbaan storten ze pensioenbijdragen in het fonds  wordt gebruikt voor de beleggingen c) Instellingen voor collectieve beleggingen - Beleggingsfondsen - Brengt geld samen van vele beleggers en belegt deze in verschillende beleggingsproducten volgens het systeem van risicospreiding - Collectief portefeuillebeheer - Je bent een kleine belegger en hebt geld over en daar kan je geen producten kopen voor een groot kapitaal  geld wordt op de beurs belegd, gebeurd door specialisten  je krijgt jou deel van de opbrengsten

1. En het toezicht?

1.3. Aanverwante instellingen

- Het financieel toezicht omvat 2 aspecten: 1. NBB = Nationale Bank van Belgie - Doen het toezicht op de financiële instellingen  ze gaan jaarlijks controle doen naar de boekhoudkundige dingen en naar wetgeving - Ze gaan een financiële crisis voorkomen  kan trends in het oog houden - Eventuele problemen op voorhand kunnen zien en proberen een oplossing ervoor te vinden 2. FSMA = autoriteit voor financiële diensten en markten - Doen het toezicht op de financiële markten, de beurs - Doen het toezicht op de info, het functioneren van de financiële markten, de naleving van de gedragsregels door financiële bemiddelaars,... - Ze gaan ons als consument beschermen, als een bedrijf een nieuw product op de markt brengt en er info over geeft ‘is het dan helemaal duidelijk?’  alle info en reclame wordt eerst gecontroleerd door de FSMA

Beide instellingen werken niet naast elkaartwin peaks controle (tweelingcontrole)

1. Wat indien een bank failliet gaat?

- Garantiefonds : garandeert dat we een stuk van onze middelen gaan terugkrijgen - Beschermen ons vooral als spaarder - Zorgen ervoor dat iedereen tot 100 euro/ per rekeninghouder voor deposito’s, kasbons en tak 21 levensverzekeringen  Tak 21 Levensverzekeringen: Levensverzekeringen waar je een afgesproken opbrengst voor krijgt

- Beschermingsregel dekt volgende producten:  Deposito’s: zichtrekeningen, spaarrekeningen, termijnrekeningen en beleggingstegoeden  Kasbons  Levensverzekering tak 21, voor zover niet door de WG opgebouwd - De tegoeden op een effectenrekening vallen niet onder de bescherming van het garantiefonds, maar worden tot 20000 euro beschermd door het beschermingsfonds voor deposito’s en financiële instrumenten - Voorbeeld:  Alleenstaande: 150 000 euro spaargeld  Bij 1 bank: 100 000 terug  Bij 2 banken: 90 000 + 60 000 alles terug  Koppel:  Aparte rekeningen = alleenstaande  Gezamenlijke rekening : 150 000 / 2= 75 000 : alles terugbetaald

1. De beroepsvereniging

- Febelfin = beroepsvereniging voor de financiele sector (Belgie en Europa) - Verdedigt de belangen van de sector - Belangrijke rol als bruggenbouwer tussen leden en verschillende partijen op nationaal en Europees niveau. - Belangrijke informatiefunctie  Ze hebben en enorme bron van informatie en ze adviseren hun leden op alle vlakken en zorgen voor de nodige opleidingen  Zorgen voor communicatie naar alle belanghebbenden

1. De ombudsdienst

- Ombudsfin = bemiddelingsdienst bij klachten - Stappenplan klacht in de financiële sector:  Als je klacht wilt indienen tegen een bank, dan ga je eerst met de bank moeten spreken  Elke bank heeft interne ombudsdienst  wordt heel vaak daar opgelost  Niet opgelost  ombudsman/vrouw = persoon die bijgestaan worden door experten  Kan gaan over hele complexe gevallen en dan kan men specialisten raadplegen om samen erover te denken  men kan enkel advies geven, geen uitspraken doen  Gaat oplossing zoeken  gaat naar klant en bank  als klant nog niet akkoord dan ga je naar de rechter kunnen gaan (vrederechter  Kan je terecht met alle problemen behalve met de beslissingen van de bank

voorhand de prijs die je mag betalen op het einde ervan, doe je dat niet gaat die terug naar de garage. 4. Kredietopening : bv. gaat over een krediet dat gekoppeld is aan een rekening of een kaart. Je hebt een zichtrekening waar een kaart is aangekoppeld en daardoor ga je op je zichtrekening onder 0 kunnen gaan. B. Maximale terugbetalingstermijn en maximale tarieven - Ongeacht welke vorm van consumentenkrediet, beperkt de wet steeds de max. terugbetalingstermijn in functie van het ontleend bedrag - De wet bepaalt de max. koste van het krediet mag zijn C. Aanbieders consumentenkrediet - Financiële instellingen (banken of kredietinstellingen): bieden kredieten aan via hun plaatselijke kantoren en agentschappen, of internet - Kredietbemiddelaars, 3 categorieën :  Kredietagenten : verbonden aan 1 enkele financiële instelling en verkopen alleen producten van die welbepaalde instelling  Kredietmakelaars: onafhankelijk en kunnen producten van verschillende financiële instellingen aanbieden  De verkopers : bieden aankopen op afbetaling aan, ter plaatse of van op afstand. Dat gebeurt meestal in samenwerking met een financiële instelling. D. Wet op consumentenkrediet - Wetgeving (19 april 2014): bescherming consument op alle vlakken  Want ze hebben niet alle financiële kennis, en er is een wetgeving gekomen wat mag en wat niet mag. - Promotie : Als een financiële instelling reclame maakt mag dat maar op enkele manieren, moet volgens de regels gebeuren en dat de consumenten weten dat het geen spelletje is  Regels waarop men promotie maakt is ook in het voordeel van de consument dat men niet te veel gaat lenen. - Vormvereisten kredietovereenkomst  Krediet afsluit, ga je een contract sluiten met je financiële instelling. Alle spelregels staan er in, wie betaald wanneer, wat zijn de gevolgen als je niet tijdig betaald, kan je vroeger afbetalen,...  Moet volgens de wettelijke regels gebeuren  als je bij bank A, B of C een krediet aangaat die verlopen volgens zelfde regels want er is een Europese materie over - Als je consumentenkredieten wilt verkopen als financiële instelling dat je niet mag leuren  Leuren = verboden om van huis tot huis gaan bellen en je product gaan voorstellen  Op straat of openbare plaats dus gaan leuren is verboden  Moet afgesloten worden ter plaatse bij de bankier of online

- Als je een krediet aangaat, je hebt iets gekocht  je hebt altijd 14 dagen **bedenktijd bij het afsluiten van een kredietovereenkomst

  • Maximum JKP (jaarlijks kosten percentage)**  Maximum geplaatst op de kosten en de interesten die een bankier mag gaan aanrekenen. Men mag niet zomaar vragen wat men wil voor een consumentenkrediet  JKP = Jaarlijks Kosten Percentage: als je een lening aangaat en interesten moet betalen. Bankier gaat kosten aanrekenen omdat die jouw heeft moeten onderzoeken (administratiekosten)  Interest en kost apart berekend worden, mensen niet misleiden dat ze no extra kosten moeten betalen. Wetgever heeft bepaald dat interest en kosten als 1 percentage moet worden berekend en dat is je jaarlijks kosten percentage en wetgever bepaald dat. - Krediet niet in cash mag worden uitbetaald  Je gaat lenen voor een wagen, je kan niet vragen om die 10000 in briefjes mee te krijgen. Mag enkel via rekeningen gebruikt worden. - Een consument die een achterstand heeft van meer dan 1000 euro, zal **geen nieuw consumentenkrediet meer krijgen
  • Kredietaanbieder moet een vergunning hebben bij FMSA**  FMSA= officiële instantie die banksector controleert - Aanpassing krediet mogelijk bij financiële problemen  Aanpassing bestaande kredietovereenkomst in voordeel van consument is mogelijk: consument in financiële nood zijn gebaat bij een spreiding van de afbetalingslast voor LT - Verbod op promoties bij aankoop via krediet  Bv. korting op een product indien men met krediet betaalt - FOD economie zet mystery shoppers in  Zo kan men misbruiken bij consumentenkredieten tegen gaan  Kredietgever moet zich aan de regels houden, dus die gaan langs bij kredietverkopers en gaan in het oog houden dat ze de regels volgen die ze moeten volgen.  zien dat ze volgens de regels werken - Promotie consumentenkrediet: men mag niet stimuleren om te lenen  Gratis krediet, zonder vermelding JKP verboden  Je moet niet betalen, ging over interest en is misleidend dus het moet erbij staan dat het 0% JKP is.  Geen reclame hergroeperen van schulden  Stel je hebt veel schulden lopen, en hebt veel leningen en na een tijdje zie je niet meer wanneer je je gewone uitgaven moeten doen. dagelijkse inkopen ga je niet meer kunnen betalen  Schulden samennemen  alle verschillende leningen samennemen tot 1 grote lening en zo weten ze dat ze op 1 dag in de maand zoveel op de rekening hebben staan om de schuld

 Je krijgt een bepaald bedrag dat je zelf mag besteden, maar de rekeningen van elektriciteit komen allemaal binnen via die persoon - Schuldbemiddeling: financiële begeleiding met aflossingsplan Niet alleen kredieten, hebben ook andere moeilijkheden Plan opstellen en de rekeningen worden betaald en persoon zelf krijgt meestal een bedrag per week waar men mee toe moet komen en zelf kan besteden (klein bedrag), grote uitgave moeten via de begeleider - Slechtste geval: collectieve schuldenregeling  Met strikte regels: minnelijke of gerechtelijke aanzuivering  Met alle partijen/schuldeisers samenzitten en kijken wat er nog moet afbetaald worden en hoe men het gaat oplossen  Bv. klein stukje kwijtschelden of op een andere manier oplossen  Doet men vaak over 5 jaar en als de persoon dan goed heeft meegewerkt dan gaan er na 5 jaar een deel van de schulden kwijtschelden  op die manier nieuwe start geven maar wel onder strikte voorwaarden  Geld wordt beheerd door iemand van de rechtbank - Welke schulden de oorzaak van schuldbemiddeling?  Schulden met betrekking tot nutvoorziening  Gezondheidszorgschulden  Telecomschulden  Schulden kredieten (hier is een waarborg die kan gebruikt worden)

2. Coronamaatregelen (extra)

- Omdat veel mensen technisch werkloos of ontslagen waren hebben misschien moeilijkheden gehad om woonlening af te betalen: ze hebben uitstel gekregen van max. 8 maanden onder bepaalde voorwaarden:  Inkomensverlies  Nog geen betalingsachterstanden  Lening voor enige eigen woning  Max. 25000 op rekeningen hebben staan

3. Betalingsverkeer

3. Soorten gelden

- Er bestaan verschillende vormen van geld :  Cash: biljetten  Giraal: alles wat via de zichtrekening gaat  Virtueel of cryptogeld: alle virtuele munten (bv. bitcoin)

3.1. Cash

- Beperkt door de overheid: want met cash geld betalen is allemaal anoniem, en als dat via rekeningen gaat niet.  zwartgeld en misdaadgeld tegengaan. - Betalingen met cash geld beperken  Als je met cash wil betalen mag je nog met max. 3000 euro betalen.  Indien het bedrag hoger dan mag er 10% op het totaal gevraagd worden en de rest moet allemaal via de rekening  Onroerend moet volledig giraal (bankrekening) maar beperking geldt niet tussen particulieren  Bv. als je een 2de handswagen koopt van een andere particulier dan mag je dat cash betalen, als je via de garage koopt dan mag dat niet. - Alle betalingen met cashgeld moeten worden afgerond (1/12/2019)  De munten van1 en 2 centen moeten er uit  Reden:  het drukken kost meer dan de waarde van geld zelf en ze moeten dan ook nog eens getransporteerd worden en dat is ook duur.  De 1 en 2 centen worden bijna niet uitgegeven en komen dus niet terug.  Nieuwe regeling: verplicht voor alle ondernemingen die fysiek contact hebben met de klant (winkel, supermarkt) verplicht om af te ronden.  Online aankopen moeten niet worden afgerond  Handelaar heeft keuze tussen enkel cash of betaalbedrag: is verplicht om af te ronden, cash geld afronden. Als men deels cash en deels met kaart betaald dan mag handelaar kiezen of men alleen de cash afrondt ofwel het totaalbedrag nemen en dat afronden.  moet keuze maken  Er wordt altijd afgerond naar 0 (1 en 2), 5 (3,6,) en 10 (8 en 9) cent

3.1. Virtueel geld

- Virtueel geld = cryptogeld of versleuteld geld  bitcoin - Kenmerken :  Via internet een digitale munt, dus het is geen tastbaar geld  Munt bestaat uit een unieke reeks van cijfers Door die reeks kan je weten wie de munt heeft gemaakt en wie ze heeft uitgegeven  Zonder tussenkomst van banken (peer to peer)  Van partij tot partij  Zonder dat er een instelling tussen staat dat het verkeer regelt  bitcoin bestaat uit een reeks gebruikers, je hebt de makers maar

- Voordelen van zichtrekening (voor de bank)  Hoge informatieve waarde: ze zien wat er allemaal uitgaat en binnenkomt  kan alles mee in het oog houden  Bv. ziet dat je een auto hebt gekocht  kan men bv. informatie geven over de goede autoverzekeringen die men heeft  Ze weten waar je uitgaven naartoe gaan en kan er producten aan koppelen  Klantentrouw: klant blijft trouw aan bank bij een goede relatie  Lage rente + kostenaanrekening  Je krijgt niet zomaar gratis een zichtrekening  extra inkomsten voor bankier

3. Betaalkaarten

- Aan zichtrekening zijn betaalkaarten gekoppeld - Onderverdelen in 3 soorten: 1) Debetkaarten of Pay now kaarten  Gebruikt men de kaart, gaat het onmiddellijk van de rekening 2) Elektronische portemonnee of prepaid  De kaart moet op voorhand met geld bevoorraad worden en opladen  Meestal geld van zichtrekening dat je je prepaid kaart mee kan opladen  Het zijn vaak kredietkaarten 3) Kredietkaarten of pay later kaarten  Men krijgt uitstel van betaling (bv. visa)  Verzekeringen aan gekoppeld  Geen interest op betalen  Bv. reizen betalen met kredietkaart  moet je geen annuleringsverzekering nemen - Maestro  Internationale debetfunctie: wil zeggen dat elk toestel binnen Europa hieraan is gekoppeld en dat je hiermee overal kan betalen  Elk toestel zal het aanvaarden  Als je buiten Europa wil betalen, dat gaat maar dan moet je het laten activeren online of via de bankkier, omdat er gemakkelijk misbruik van gemaakt kan worden (staat daarom toe) - Gepersonaliseerde debetkaart  Met foto: als jongere is het gratis  Vaak een foto van huisdieren, vakantiefoto’s,... - Affinity-card  Kredietkaart met logo van een vereniging,  Voordeel: als je met die kaart betaalt, gaat visa een bepaald bedrag betalen aan die vereniging  Bv. blindengeleide honden

- Co-branded-card  Kredietkaart uitgegeven door een bank en commerciële onderneming  Bv. Carrefour  Het is een visakaart, maar logo van vereniging staat erop.  Voordeel: je kan automatisch spaarpunten verzamelen - Contactloos betalenVia NFC (Near Feald Communication—technologie  je moet je kaart boven of naast het toestel houden (waar het teken staat) en het is zonder pincode in te drukken  Max. 25 euro zonder de pincode in te drukken (corona: max. 50)  Max. 50 euro voor opeenvolgende transacties zonde pincode (corona: max)  Voordelen: het is hygiënisch en het gaat heel snel (enkel code als je over grensbedragen gaat)

3. Mobiel betalen

- Contactloos betalen via de NFC-technologie - Contactloos betalen via QR-code (Quick Response)-code  Bv. payconic-app of bancontact- app  Scannen en zo kan je snel betalen - Apps van financiële instellingen  Elk jaar gaan ze kijken wie de beste app van het jaar heeft  in 2019 was dat KBC mobile banking  hier zijn veel diensten aan gekoppeld  Belfius en KBC staan hierbij vooraan  KBC is verkozen omdat je er heel veel mee kan doen  Spaarpunten verzamelen, voetbalmatchen volgen, klanten van andere banken toe te laten op hun systeem (was heel vooruitstrevend) - Payconiq by bancontact-app  App downloaden, gebruikersprofiel maken en dan je kaartgegevens en bankrekening koppelen en dan kan je op veel manieren betalen  Dan mobiel betalen:  Mobiel betalen  Vrienden terugbetalen  In de winkel betalen  Rekeningen en facturen betalen  Ook diensten geïntegreerd (bv. treinticket)

3. Overschrijvingen

3. Domicilieringen

3. Sepa (single euro payments area)

- Eéngemaakte Europese betaalruimte: met dezelfde betaalmiddelen en gelijke kosten - Standaard voor gans Europa (voor de landen met euro)  allemaal op dezelfde manier betalen, gebeurt volgens dezelfde regels  Bv. betaling naar Nederland is voor ons hetzelfde dan dat we het gewoon binnen België houden - Binnen Europa met dezelfde betaalmiddelen werken, als je met euro werkt  zelfde betaalmiddel maar ook manier van betalen  bankkaart in toestel steken is overal  Zolang je in eurolanden betaald, betaal je dezelfde kost dan dat je in in het binnenland betaald  mag niet meer kosten in het buitenland vergeleken met binnenland  Probleem: kosten verschillen nog steeds, als je een rekening hebt in België en je betaald in Nederland of in België  zelfde kosten  Heb je een rekening in Duitsland dan ga je als je met die kaart betaald ook een bepaalde kost betalen  gaat zelfde kost zijn maar ene land is goedkoper of duurder dan het andere - Belangrijkste elementen:  EURO: het moet in euro zijn  IBAN, BIC: we hebben deze nodig van de tegenpartij  BIC = nummer dat men aan de bank geeft  Wat kan er allemaal verwerkt worden:  Overschrijvingen  Betaalkaarten  debet en kredietkaarten  Domiciliëring: SEPA Direct Debit  Met een cheque moet manueel gebeuren

3. Beveiliging van de betaalmiddelen

3.10. Fraude betalingsverkeer

- Kaart gestolen of verloren?  Card stop bellen (070344344) of de bankier verwittigen  rekening wordt geblokkeerd  Aangifte bij de politie: als er geen aangifte bij de politie is gedaan, kan de verzekeraar zeggen dat er geen terugbetaling komt. - Wat wordt terugbetaald?  Alles boven de 50 euro, tenzij de verzekeraar kan zeggen dat je zelf een fout of nalatigheid hebt gedaan en dus fraude gestimuleerd

- PHISHING

 Ze willen codes weten, zodat als ze de code kennen, met jou rekening geld beginnen af te halen  Hengelen/vissen naar persoonlijke info  Link naar valse website  vaak via e-mail vroeger  men haalt geld van je rekening  Via sms: smishing  Via telefoon: vishing - Geldezel (money mules)  Geld overschrijven op de rekening van een geldezel  Ze proberen mensen te contacteren met belofte, als je geld overschrijft naar een andere rekening dan ga je daar een deel van mogen houden  je wordt voorgelogen  Geld = gefraudeerd geld en dan probeert men dat door verschillende tussenpersonen laten overschrijven naar het buitenland  je zit zonder dat je het weet in dat complot en als er een politieonderzoek komt ga je ook boetes moeten betalen hiervoor omdat je je rekening beschikbaar hebt gesteld  Febelfin is een campagne gestart hiertegen omdat het weer in opmars is - SPYWARE of MALWARE (spioneersoftware)  Illegaal kopiëren van software  Wordt op je pc gezet en zo kunnen ze aan je codes geraken (gebeurd veel in de VS) - Kluisrekeningfraude:  Meestal eerst een phishingbericht, met link naar valse website om gegevens te krijgen  Daarna belt “een bankbediende” om je geld over te schrijven naar een “veilige rekening”  als je dat doet dan schrijf je over naar een rekening van de fraudeurs  Vorm van phishing - SKIMMING (shouldersurfing, card trapping)  Gegevens van een betaalkaart bekomen via een betaalautomaat  Iemand komt heel dicht achter jou staan en dan tikt er iemand op je schouder en dan nemen ze de kaart en zijn ze weg.  Card trapping: ze proberen je code te zien en dan gaan ze jou kaart blokkeren en dan ben je weg en ze trekken de kaart eruit en dan kunnen ze geld met jou kaart afhalen.

3.10. Hoe beveiligen?

- Digipass  Toestel dat een unieke elektronische handtekening aanmaakt

 Premie die je krijgt als je geld 1 jaar op je rekening is blijven staan  je krijgt hierop dan een bijkomende premie, niet het geval dan krijg je dat dus niet.  Basisrente jaarlijks uitbetaald  Getrouwheidsrente per 3 maand uitbetaald  Fiscaal voordeel: op de eerste 990 intresten (voor 2020) geen roerende voorheffing, dus geen belastingen  Heb je er meer gehad dan ga je 15% roerende voorheffing/ belastingen moeten betalen  Normaal is dat 30%  Beperkt risico: er is een garantiefonds, de 1ste 100000 euro krijg je terug dus ook bij een spaarrekening - Niet-gereglementeerde spaarrekening = hoogrentende spaarrekening  Geen wettelijke verplichtingen voor de bankier aan vast hangen  Ze mogen zeggen dat ze geen interesten meer uitbetalen  Geen fiscaal voordeel, roerende voorheffing 30%  Beperkt risico: het hoort ook onder het garantiefonds, wel kijken naar de voorwaarden  Meestal voorwaarden aan verbonden  Veel banken schakelen over naar dit type 2. Termijnrekening - Geld op een rekening zetten voor een termijn  Geld even kunnen missen - Beschikbaar op afgesproken data  dan kan je er over beschikken, je moet het zelf opzeggen, anders automatisch verlengd aan de intrest die dan geldig is - Iets hogere rente hoe langer je het vastzet, hoe hoger de interest gaat zijn - Roerende voorheffing (30%)  belastingen; men gaat dus maar 70% uitbetalen aan u - Veilige belegging - Voor risicoschuwe beleggers - Ook in vreemde munten 3. Pensioensparen - Tussen 18 en 64 sparen met een fiscaal voordeel (met voorwaarden aan verbonden) - Regelmatig storten in een pensioenspaarfonds (aandelen en obligaties) - Opbrengst niet vooraf gekend - Geen einddatum: opvragen wanneer je zelf wil (meestal als mensen op pensioen gaan, maar dat hoeft niet) - Alternatief: pensioenspaarverzekering  Bij een verzekeraar, want pensioensparen is bij een bank  Minimumbijdrage is gekend  je weet hoeveel het is

B de beurs

1. Aandelen - Je koopt een stuk van het kapitaal van een bedrijf - Mede-eigendom (mede-eigenaar van een bedrijf/vennootschap) - Geen vervaldag: stuk kapitaal in bedrijf steken, je weet niet wanneer je dat zal terugkrijgen  eigenaar zolang je wil - Vanaf 2008 gedematerialiseerd : op effectenrekening  Alle beleggingen gaan bij bankier via die rekening verlopen  Gedematerialiseerd: Je kan niet zeggen: ik heb een aandeel van een bedrijf kan je dat eens afprinten zodat ik dat thuis kan bijhouden  digitaal te zien - Rechten  Stemrecht op algemene vergadering aandeelhouders  afhankelijk van de aandelen die je hebt  Eventueel een dividend  Dividend = opbrengst die je op een aandeel krijgt.  Ze kunnen met zen allen beslissen om geld te investeren het volgende jaar, maar ze kunnen ook een deel van de winst gaan verdelen naargelang het aandeel dat je hebt.  Bij ontbinding: deel overblijvend kapitaal Als een bedrijf de deuren sluit (niet persé failliet), het bedrijf wordt ontbonden  dan gaat alles verkocht worden wat er actief is (gebouw, machines, bedrijfswagens)  met dat geld wordt eerst alle schuldenaars afgelost en als er dan nog iets overblijft dan is dat voor de eigenaars en dan gaan ze weer naar het procent kijken hoeveel je eigenaar bent.  Voorkeurrecht: als je meer nodig hebt dan het kapitaal, je wil dus meer kapitaal en dus eigenlijk nieuwe aandeelhouders, nieuwe aandeelhouders bij laten komen  dan mogen de huidige aandeelhouders eerst kiezen of ze nog aandelen willen bijkopen of niet - Gevaarlijke zaak: het is risicokapitaal, het is een hele grillige koers De koers is onderhevig aan allerlei factoren  slechte cijfers getoond, ze moeten mensen ontslagen, enz. - Meestal beursgenoteerd = je koopt ze op de beurs en kan ze er ook terug verkopen - Rendement  Dividend: je gaat dus een stukje van de winst krijgen van het bedrijf  gaat niet veel zijn  Koersschommelingen: meeste hopen hierop, ze hopen dat het hoger gaat staan. Kopen tegen een lagere prijs en verkopen tegen een

Was dit document nuttig?

Financien en verzekeringen cursus business management

Vak: Introductie Business Management (Z15499)

17 Documenten
Studenten deelden 17 documenten in dit vak

Universiteit: Thomas More

Was dit document nuttig?
2
FINANCIE- EN
VERZEKERINGSWEZEN
1. Situering van de financiële
instellingen
-Beobank, crelan, rabobank, kbc,…
1.1. Wat doet een ‘bank’?
-Een bank moet vertrouwen wekken anders zullen ze nooit aan werkmiddelen
kunnen geraken
- hoofdtaak: het ontvangen van deposito’s (geld dat op de rekening staat) en
het verlenen van kredieten en waken erover dat het betaalverkeer in de
wereld optimaal verloopt
- De wettelijke toegelaten werkzaamheden situeren zich op 5
domeinen
A. Kredietbemiddelaar (transformatiefunctie)
Transformeert geld op de rekening naar kredietvormen
Ze spelen bemiddelaar naar het zoeken van kredieten
Deposito’s worden omgezet naar kredieten
B. Geldschepper
Geld scheppen op rekeningen
Deel van deposito’s worden uitgeleend en op die manier geld op
rekeningen creëren
Voorbeeld :
iemand heeft 1000 euro cash en zet het op de
rekening, niet al het geld wordt gebruikt of
teruggevraagd (parkeren het geld en sparen),
percentage dat op de rekening moet blijven
staan kasreserve coëfficiënt 200 euro blijft
in cash dus 800 euro mag gebruikt worden om een
krediet te verlenen. je hebt krediet nodig en betaald de 800
euro aan je schuldeiser A.
Van de 800 euro mag men 80% uitlenen 640 mag men uitlenen
640 op rekening van schuldeiser B
Dus totaal op rekening: 1000 + 800 + 600
C. Kassier
Dat is de kassa