Meteen naar document
Dit is een Premium document. Sommige documenten op Studocu zijn Premium. Upgrade naar Premium om toegang te krijgen.

Plantenfysiologie - Samenvatting Plantkunde 2: Fysiologie

Korte samenvatting van plantenfysiologie, 2de bachelor
Vak

Plantkunde 2: Fysiologie (I001837)

11 Documenten
Studenten deelden 11 documenten in dit vak
Universiteit

Universiteit Gent

Schooljaar: 2017/2018
Geüpload door:
Anonieme Student
Dit document is geüpload door een student, net als jij, die anoniem wil blijven.
Universiteit Gent

Reacties

aanmelden of registreren om comments te posten.

Preview tekst

Samenvatting Plantenfysiologie De Plantencel Membranen en subcellulaire compartimenten Voordelen subcellulaire compartimentisatie: Algemene organisatie van de cel Scheiding van biochemische pathways en processen Samenbrengen van specifieke componenten Opslaan en isoleren van toxische stoffen 2 belangrijke types membraanlipiden: 1. Fosfolipiden: 2 vetzuren glycerol fosfaatgroep variabele component 2. Glycolipiden: 2 vetzuren glycerol koolhydraatmoleculen De plasmamembraan plasmalemma) Bepaalt verschil tussen de intracellulaire en extracellulaire omgeving (o. pH) Semipermeabele membraan Receptoren en transporteiwitten in lipide membraan Het endomembraansysteem Membranen van het endoplasmatisch reticulm De membranen van het De vacuolaire membraan of tonoplast De kernmembraan De organelmembranen Het endoplasmatisch reticulum Plasmodesmata verbinden naburige cellen Transportfunctie biosyntheseplaats voor eiwitten en lipiden Glad ER lipidesynthese Opgeslagen in oleosomen Ontstaan tussen 2 helften van de tweelagige membraan van het glad ER Komen los als kleine vesikels Gestabiliseerd door oleosines Afgebroken bij kieming m.b. glyoxysomen omgezet tot sucrose Belangrijke energiebron voor kiemend zaad toepassingen zoals oliepalm en Jatropha (productie van olie) Ruw ER eiwitsynthese Synthese van eiwitten getransporteerd naar de plasmamembraan, het de vacuole of de extracellulaire ruimte ! Chloroplasten, en cytosol produceren ook eiwitten Eiwitten bevatten een aminozuursequentie die instaat voor transport Samenvatting Signaalpeptide herkend door een signaalherkeningspartikel (SRP) Vergemakkelijkt de binding van het vrije ribosoom aan de Signaalpeptidase splitst signaalsequentie af in het lumen van ER suikerketen gekoppeld aan vrije aminozuur van in eiwit Via vesikels naar Opstapeling van cisternae (honderden in een plantencel) Verdere modificatie van suikers Glycolisatie van de Secretievesikels aan de transzijde Gladde secretorische vesikels Gelaagde (coated) vesikels omgeven door het clathrine O. transport van naar de vacuole Synthese hemicellulosen en pectine celwand matrix Vesikels fuseren ter hoogte van de toekomstige celwand Membranen vormen de nieuwe plasmamembranen Inhoud vormt de celplaat De vacuole Provacuoles fuseren tot grote centrale vacuole in mature cel Bevatten anorganische ionen, organische zuren, suikers, toxische metalen, pigment, enzymen Hydrolytische enzymen afbraak celcomponenten Cytoplasmatische banden doorheen de vacuole afgescheiden door tonoplast Protein bodies: (eiwitlichaampjes) gehydroliseerd bij kieming De nucleus Nucleaire envelop uit 2 dubbele membranen met ertussen perinucleaire ruimte Beide membranen staan in contact met elkaar ter hoogte van Nucleaire envelop gaat over in ER (perinucleaire ruimte in verbinding met lumen ER) Nucleolus is synteseplaats van de ribosomen Samenvatting Verhoogde mechanische stevigheid, verlies aan elsastisiteit Doorlaatbaarheid voor water verminderd Voldoende rigiditeit aan xyleemcellen voor vervoer celsap De middenlamella Na cytokinese dochtercellen gescheiden door celplaat Groeit vanuit midden naar de oude celwand van de moedercel toe Ontstaat door versmelting van Golgivesikels Pectinefragmenten verstevigd met calcium calciumpectaat Groeit uit tot middenlamella basis voor afzetten nieuwe primaire celwand Afzetting simultaan door 2 dochtercellen Afgebroken door enzymes in rijp fruit wat het weker maakt Plasmodesmata Celwand onderbroken door plasmodesmata Membraan is verlenging van de plasmamembraan Desmotubulus verbindt ER van dochtercellen Bepaald de exclusielimiet (grootte moleculen die getransporteerd worden) Symplastisch transport tussen cellen Deze verbindingen komen tot stand op het ogenblik dat de celplaat gevormd wordt Waterhuishouding Transpiratie teveel aan geabsorbeerde energie vrijgeven Drijvende kracht om het water naar de bladeren te transporteren Water als solvens voor transport van moleculen Medium waarin meeste biochemische reacties in de cel plaatsgrijpen Neemt zelf deel aan een aantal reacties (bv. Hydrolyse en dehydratie) Beperkende factor (plantenweefsel voor water) processen die het transport van water bepalen Diffusie Progressieve beweging van molecule van gebied met hoge c naar gebied met lage concentratie Brengt mee Snelheid diffusie evenredig met Wet van Fick: Js . ! Js: flux : snelheid van transport Ds: Cs: concentratie x: afstand flux negatief want van hoge naar lage concentratie Samenvatting Osmose Diffusie van watermoleculen doorheen een semipermeabele membraan van een minder geconcentreerde naar een meer geconcentreerde oplossing Osmotische wateropname toenemende hydrostatische druk evenwichtstoestand Waterpotentiaal Water stroomt in de richting van de laagste energietoestand (waterpotentiaal) : waterpotentiaal : hydrostatische druk : osmotisch potential Hydrostatische druk (turgordruk) beperkt toename van het volume verhoogt het waterpotentiaal Osmotische potentiaal hangt af van concentratie aan opgeloste stoffen deeltjes, niet de massa) wet van Hoff: osmotisch potentiaal C: concentratie in Molaliteit activiteits (geeft de ionisantie weer, 1 voor niet geioniseerde stoffen) R: gasconstante, 8,314 T: absolute temperatuur in graden Kelvin Waterpotentiaal van een levende cel: s p m hydrostatische druk uitgeoefend op de celwand door de celinhoud (turgordruk) osmotisch potentiaal matrix potentiaal aandeel van waterbindende subcellulaire structuren Bijdrage van gering, moeilijk te bepalen, meestal niet in rekening gebracht 1) Plantencel omringd door zuiver water onder atmosferische druk water opnemen Want negatief door de aanwezige opgeloste stoffen in het cytoplasma 2) Door wateropname zal protoplast tegen celwand drukken turgordruk Stijgende wanddruk verzet zich tegen wateropname 3) Wateropname stopt bij evenwichtsstand: cel omgeving Experimentele bepaling van het osmotisch potentiaal De druksonde: Miniatuurinjectiespuit: door inwendige druk loopt het sap in het capillair Bij terugduwen sap is de druk in de cel gecompenseerd door de druk in het capillair Gevoelige drukmeter, enkel bij relatief grote cellen mogelijk Experimentele bepaling van het waterpotentiaal De psychometer: Samenvatting Fijnregeling van het watertransport onder metabolische controle (veel sneller) Transport van endodermis naar pericyclus en naar xyleem worteldruk Mineralen actief naar xyleem getransporteerd accumulatie mineralen lage water aangetrokken waterkolom in xyleem naar boven gedrukt vermindert wanneer respiratie wortel vermindert O2 tekort minder respiratie ATP tekort minder transport verwelking Guttatie: uitscheiden van xyleemsap aan de tip van het blad wanneer de transpiratie laag is maar de worteldruk steeds actief soms hydrathoden, speciale Watertransport door het xyleem Continuiteit van de waterleidende xyleemcellen afwezigheid van celmembranen in doorboringen in de xyleemvaten aangetoond via ringwondproef (wegnemen en schors) water langs xyleem, organische stoffen langs Grote zuigkracht sterk negatief waterpotentiaal van verdampende bladeren waterdraden dankzij grote cohesiekrachten tussen watermoleculen cavatie: breken van de waterkolom waardoor luchtbellen ontstaan in de vaten cavatie veroorzaakt klikgeluid registreerbaar met sensoren maatregelen getroffen voor er stressverschijnselen optreden mesofylcellen binnen het blad in rechtstreeks contact met buitenatmosfeer water in de celwand van vloeibare fase naar gasfase netwerk van macromoleculen in de celwand negatieve sterke zuigkracht Transpiratie Evaporatie: gevolg van verschil in waterpotentiaal tussen atmosfeer rond blad en die in het blad Transpiratie: fysiologisch gecontroleerde evaporatie (plant verliest tot van opgenomen water) Cuticulaire transpiratie Cuticula beperkt evaporatie via bladepidermisccellen beschermt tegen uitdroging Stomataire transpiratie Gecontroleerde transpiratie Prijs voor het binnenlaten van voldoende CO 2 Overgang water van vloeibare naar gasfase in celwanden van parenchym Waterdamp diffundeert intercellulair naar de substomatale ruimte Openen en sluiten van de huidmondjes Sluitcellen omgeven de porie van de stomata Regulatie van de stomataire respiratie Verzekering van CO2 voorziening Turgorveranderingen in de sluitcellen regelen de opening van de stomata Sluitcellen nemen water op stomata open concentratie stijgt met parallelle fluxen van Cl en malaat Samenvatting Actief transport ATP door oxidatieve fosforylatie in Factoren die de opening van de huidmondjes CO2 Vermindering stimuleert opening sluitcellen Planten opgegroeid bij hoge ontwikkelen minder stomata Licht Stomata openen in het licht Fotosynthese leidt tot daling van de CO2 concentratie in de plant Water Sluitcellen verliezen water door evaporatie hydropassieve sluiting Watertekort stijging abscisinezuur sluiten stomata hydroactieve sluiting Temperatuur Stijging T verhoogde metabolische activiteit van blad Waterhuishouding en aanpassingen van planten Aanwezigheid van water Hydrofieten: zoetwaterplanten Altijd water, geen aanpassingen tegen droogte Hygrofieten Landplanten op vochtige en beschaduwde plaatsen Water makkelijk opneembaar, bijna geen aanpassingen tegen droogte Mesofieten Kunnen tegen licht droogte door beter ontwikkeld geleidingweefsel, dikkere cuticula en meer negatief Xerofieten efemere soorten zeer korte levenscyclus valt samen met korte periode van watervoorziening luchtdroge zaden succulenten doorlevende zeer traag groeiende soorten waterreserves in succulente bladdelen, dikke cuticula, stomata overdag dicht xerofieten sensu stricto diep wortelgestel, taaie kleine blaadjes, dikke cuticula, talrijke stomata meestal gesloten, zeer negatieve waarden kunnen bijna volledig uitdrogen en toch levend blijven Aanwezigheid van zouten Halofieten hoge zoutconcentraties in de bodem veel lagere osmotische potentialen door inwendige concentratie aan osmotisch actieve deeltjes te verhogen en uit uitwendige oplossing op te nemen ! Toxisch voor planten Cellulaire compartimentisatie ionen gestockeerd in vacuole Osmotisch proline osmotisch actieve stoffen in cytoplasma Glycofieten Niet zouttolerante soorten Samenvatting ingebouwd in anthocyaan paarsverkleuring Fosfor opgenomen op 2 manieren: 1. op plasmamembraan van wortelcellen Secretie organische zuren pH daalt vrijstelling fosfaat 2. krijgen organische voedingsstoffen in ruil voor fosfaat 3. Clusterwortels: veel laterale wortels vergroot wortel opp. Zwavel In glutotione, vitaminen en A Gebrek laat zichtbaar, eerst bij jong bladeren want moeilijk herverdeelbaar, groeiremming en chlorose ! SO2 via stomata inhibeert fotosynthese chlorofyldestructie Kalium Regulatie osmotisch potentiaal, activator enzymen, opening huidmondjes Gevlekte chlorose, necrose, epinastie, eerst in oudste bladeren Calcium In middenlamella, plantmembranen, belangrijk signaalmolecule, beperkt toxisch Na Plantjes blijven klein, meristemen sterven af, wortels extreem kort en vertakt Magnesium Activatie enzymen, porfyrineskelet van chlorlfyl, structuur en functie ribosomen Clorose in oudste delen, voortijdig bladafval Ijzer Grens en In eiwitten bij elektronentransfer, in glutaminezuursynthase, leghomoglobine Vermindering Clorose in jongste delen, voortijdig bladafval Fe opname in bodems met pH 7 activeert reductase in plasmamembraan wortelcellen naar buiten gebonden aan gesecreteerde chelatoren gereduceerd tot afgescheiden waardoor pH daalt meer ijzer als Wortelcellen scheiden fytosideroforen af bindt rhizosfeer door plasmamembraan gereduceerd tot in Koper (Cu) In redoxreacties, in plastocyanine Bladeren donkergroen met necrotische vlekken Boor (Br) Rol en respons op hormonen, integriteit celwand Zwarte necrose van de jonge bladeren en de terminale knoppen Mangaan Activeert enzymen (decarboxylasen en de hydrogenasen), nodig in fotosynthese Chlorose zowel in oudste als jongste bladeren Zink (Zn) Enzymen o. planthormoon Reductie in groei rozetvormig Molybdeen (Mo) In nitraatreductase, gebrek aan Mo leidt tot Chloor In watersplitsende reacties fotosynthese, celdeling Samenvatting Verwelking in bladtopjes, algemene chlorose en necrose Bij sommige planten soorten: Silicium In celwanden epidermis van stengels graangewassen, stevigheid ziekteresistentie Nikkel Gunstig voor de groei van leguminosen en graanvorming bij gerst Cobalt (Co) Belangrijke voor nitraatreductase, bevordert stikstoffixatie Natrium Gunstige werking bij sommige C4 en CAM planten Fotosynthese Chloroplaststructuur Chloroplast chloroplastomhulsel stroma Chloroplastomhulsel 2 membranen Buitenste zeer doorlaatbaar, bevat porine dat grote moleculen laat diffunderen Binnenste niet vrij doorlaatbaar, bevat plaats lichtreacties van fotosynthese vormen grana per chloroplast) Helft chloroplastpigmenten, helft eiwitten en lipiden (tot galactolipiden) Stroma plaats donkerreacties van fotosynthese Bevat ribosomen en enzymen Chlorofyllen en fotosynthetische pigmenten enkel functioneel als chlorofyleiwit bevatten transpeptide Richtsignaal, regelt transport doorheen chloroplast, wordt in chloroplast afgesplitst Proplastiden ontwikkelen tot chloroplasten m.b. licht ontwikkelen in het donker tot etioplasten ! in Bij belichting etioplast prolamellair lichaam vormt lamellen protochlorofyllide a omgezet tot chlorofyl a dankzij chlorofylsynthase chloroplast Fotosynthetische pigmenten Chlorofyllen (pryrinering fytolgedeelte Porfyrinering Gesloten tetrapyrroolketen met centraal Verschil chlorofyl a b: methylgroep (a) aldehydefunctie (b) op 2e pyrroolkern 10 dubbele bindingen verantwoordelijk voor lichtabsorptie Fytolgedeelte C17 met propionzuurgroep veresterd met fytol Samenvatting Soms in serres Stijging CO2 concentratie zowel in hoeveelheid als in snelheid toename op korte termijn goed voor de planten op lange termijn zwakt de verhoogde groeisnelheid snel af door tekort aan mineralen, geproduceerde biomassa heeft lagere nutritionele waarde Licht lichtcompensatiepunt: lichtintensiteit waar CO 2fixatie gelijk is aan CO2 verlies lager bij schaduwplanten (kunnen niet tegen te hoge lichtintensiteit) Temperatuur bij hoge lichtintensiteit is temperatuurstijging gunstig (tot De fotosystemen en het elektronentransport antennepigmenten geassocieerd met 1 reactiecentrum doorgeven door resonantie rood foton 2 3 keer hoger dan donkerrood foton ! fotosynthese in donkerrood licht sterk verhoogd in combinatie met rood licht Emerson effect: fotosynthese hoger bij simultane bestraling dan de som van de van de twee types afzonderlijk (geldt ook bij afwisseling) Fotosysteem I: absorbeert produceert sterk reductant dat NADP reduceert Fotosysteem II: absorbeert licht nm produceert oxidant dat water oxideert In serie via door locatie t.o. elkaar elektronenoverdracht verloopt spontaan van een lager naar een hoger redoxpotentiaal Fotosysteem II Centraal chlorofyl P680 Verhouding chlor a clor b 1,2 Light harvesting complex: antennesysteem van chlorofyl 2 carotenolen per Reactiecentrum: P680 feofytine plastoquinonen Samenvatting Lichtenergie gebruikt om plastoquinone (Q) te reduceren met van H2O 1 O2 per de Kok cyclus: elke overgang stelt e vrij S4 omgezet met uit water tot S0 Mn geassocieerd met elk O2producerend complex 3 perifere met calcium chloor Elektronenoverdrager tussen O2 vormend complex en P680 Z tryosine van het D1 Licht oxideert P680 neemt van Z en geeft aan QA (aan D2 gebonden) geeft aan QB (aan D1 gebonden) QB met 2 lost D1, vervangen elkaar voortdurend herbiciden DCMU en CMU op gebaseerd QB (PQH2) brengt naar cyt complex 2 cytochromen 1 van PQH2 in lumen) gereduceerd cyt b geeft e aan 2e cyt b reduceert quinon tot semiquinon 2e PQH2 geeft 1 via aan P700, 2e ereduceert semiquinon geeft door aan cyt f reduceert Fe aan in plastocyanine (nu vervoert door lumen naar FS I (4 protonen voor 2 elektronen die naar P700 gaan) Fotosysteem I LHC I: chlorofyl a en b en gebonden aan P700 geeft door dankzij lichtenergie van LHC I aan A0 aan A1 aan Fe van aan ferredoxines aan NADPH dankzij 2e Samenvatting Reductie Reactie vereist per CO2: 2 NADPH 2 ATP Per 6 gevormde 5 nodig voor regeneratie Regeneratie 5 moleculen uit 3C 3 moleculen uit 5C 1) C3 C3 C6 C6 C2 C4 2) C2 C3 C5 C4 C3 C7 3) C7 C5 C2 4) C2 C3 C5 Voor synthese 1 hexosesuiker: 6 CO2 12 NADPH 18 ATP 12 18 ADP 17 Pi of het metabolism C4 planten fixeren zeer efficient CO2 Rond vaatbundel concentrische laag parenchymcellen zonder intercellulairen bundelschedecellen Nauw netwerk van plasmodesmata verbindt bundelscheden met mesofylcellen Transport van metabolieten 1) Assimilatie van CO2 met carboxylatie van fosfoenolpyruvaat (PEP) in de mesofylcel via oxaalazijnzuur appelzuur (malaat) vormen 2) gevormde naar chloroplast bundelschedecellen getransporteerd 3) decarboxylatie van met vrijstelling CO 2 gebruikt in Calvincyclus 4) regeneratie van PEP: pyrodruivenzuur in mesofylcellen omgezet tot PEP enzymen van deze cyclus zijn lichtgereguleerd ! ! in bundelschedecellen 7 10x hoger dan in mesofylcellen C3planten Maar meer lichtenergie nodig per gefixeerd CO2 Samenvatting Bevatten bijna geen chlorofyl doen niet aan fotosynthese Parasieten: halen organische verbindingen uit de wortel van gewassen Bremraap, warkruid en striga Halfparasieten: doet aan fotosynthese, maar haalt water en anorganische zouten uit waardplant Maretak Respirati e Bij biologische verbranding: glucose ATP warmte C6H12O6 6 O2 6 CO2 6 H2O Glucose, zetmeel, sucrose, lipiden, organische als substraat respiratie Geeft inzicht welke koostofbron gebruikt is Reacties bij aerobe afbraak van suikers tot CO2 Voor de energievoorziening gebruikte suikers zijn oplosbare en reservesuikers Afbraak van zetmeel Reservekoolhydraat gestockeerd in amyloplasten amylose amylopectine Omgezet tot glucose via hydrolyse of fosforolyse zetmeelfosforylase amylasen verbruiken 1 watermolecule per splitsing (hydrolasen) verdere hydrolyse van maltose door maltase 2 glucosemoleculen zetmeelfosforylatie splitst stapsgewijs 1 glucose af aan uiteinde Glycolyse Glucose 2 2 ADP 2 Pi 2 pyruvaat 2 NADH 2 2 ATP verder met O2 citroenzuurcyclus verder zonder O2 fermentatie (vorming ethanol of lactaat) Krebscyclus In de matrix van de pyruvaat 3 moleculen CO2 talrijke decarboxylaties en dehydrogenaties 2 pyruvaat 8 2 ADP 2FAD 6 CO2 2 ATP 8 NADH 8 2 FADH2 Primaire functies Krebscyclus: reductie van en FAD directe synthese van een beperkte hoeveelheid ATP vorming van gebruikt in o. aminozuren, pigmenten, Samenvatting Alternatieve respiratie Cyanideresistente respiratie Ubiquinoloxidase brengt van ubiquinon naar moleculair O2 alternatief oxidase Minder affiniteit voor O2 dan cytochroomoxidase weinig fosforylatie, meer warmte vrij Fundamentele rol in koolstofmetabolisme: Alternatieve respiratie glycolyse en Krebscyclus blijven doorgaan in omstandigheden waar energiestatus van weefsel hoog is vermijd opstapeling glycolyseproducten Beschermende rol in overreductie verhinderen geen oxidatieve stress Aandeel alternatieve respiratie stijgt in De Alternatieve weg voor de directe oxidatie van glucose (Calvincyclus in omgekeerde richting) Glucose gefosforyleerd tot en verder tot 2 H2O CO2 2 (NADPH 3 nodig om cyclus te doorlopen (in cytoplasma) 3 functies van cyclus: 1) Productie NADPH (elektronendonor) 2) productie (precursor fenolische verbindingen) 3) gevormd uit (belang voor nucleotiden) Samenvatting Invloed van uitwendige factoren op plantaardige ademhaling Zuurstof Aerobe ademhaling verzadigd bij O2, verlaging daling CO2 productie tot min. Verdere verlaging snelle stijging CO2 vrijstelling verhoogde fermentatie CO2 Verminderde respiratie bij hoog CO2 gehalte Licht Moeilijk te bepalen Temperatuur Termochemische reacties: optimum rond Temperatuurscoefficient Q10 stijging Sti kstof Stikstofassimilatie belangrijkste stikstofbron, verhoogt opname kationen Ammonium en ammoniak zijn toxisch voor planten Opname nitraat vereist ATP aanwezigheid metabolische inhibitoren remt het proces Nitraatrecuctie initieel in de wortel, bij hogere c ook in de bladeren Nitraatmetabolisme afhankelijk van soort Hoge nitraatconcentraties accumuleren in de vacuole bv. Spinazie ! Toxisch voor dieren: nitraat omgezet naar nitriet in lever bindt hemoglobine ! Of nitraat omzetten tot nitrosamines carcinogeen (kankerverwekkend) Nitraatreductie Reductie nitraat tot nitriet, gekataliseerd door nitraatreductase: NAD(P)H H2O Nitraatreductase is belangrijkste Mo bevattende in plantenweefsel rechtstreeks effect op stikstofassimilatie Nitrietreductie Nitriet (toxisch) van cytosol naar plastiden getransporteerd Elk type plastide heeft eigen type nitrietreductase 6 e 2H2O

Was dit document nuttig?
Dit is een Premium document. Sommige documenten op Studocu zijn Premium. Upgrade naar Premium om toegang te krijgen.

Plantenfysiologie - Samenvatting Plantkunde 2: Fysiologie

Vak: Plantkunde 2: Fysiologie (I001837)

11 Documenten
Studenten deelden 11 documenten in dit vak

Universiteit: Universiteit Gent

Was dit document nuttig?

Dit is een preview

Wil je volledige toegang? Word Premium en krijg toegang tot 38 pagina's
  • Toegang tot alle documenten

  • Ontvang onbeperkte downloads

  • Verbeter je cijfers

Upload

Deel jouw documenten voor gratis toegang

Ben je al Premium?
Samenvatting
Plantenfysiologie
De Plantencel
Membranen en subcellulaire compartimenten
Voordelen subcellulaire compartimentisatie:
Algemene organisatie van de cel
Scheiding van biochemische pathways en processen
Samenbrengen van specifieke componenten
Opslaan en isoleren van toxische stoffen
2 belangrijke types membraanlipiden:
1. Fosfolipiden: 2 vetzuren + glycerol + fosfaatgroep + variabele component
2. Glycolipiden: 2 vetzuren + glycerol + koolhydraatmoleculen
De plasmamembraan (= plasmalemma)
- Bepaalt verschil tussen de intracellulaire en extracellulaire omgeving (o.a. pH)
- Semipermeabele membraan
- Receptoren en transporteiwitten in dubbel-lagige lipide membraan
Het endomembraansysteem
Membranen van het endoplasmatisch reticulm
De membranen van het Golgi-apparaat
De vacuolaire membraan of tonoplast
De kernmembraan
De organelmembranen
Het endoplasmatisch reticulum
Plasmodesmata verbinden naburige cellen
Transportfunctie én biosyntheseplaats voor eiwitten en lipiden
Glad ER lipidesynthese
Opgeslagen in oleosomen
Ontstaan tussen 2 helften van de tweelagige membraan van het glad ER
Komen los als kleine vesikels (éénlagig)
Gestabiliseerd door oleosines
Afgebroken bij kieming m.b.v. glyoxysomen omgezet tot sucrose
Belangrijke energiebron voor kiemend zaad
Commerciële toepassingen zoals oliepalm en Jatropha (productie van olie)
Ruw ER eiwitsynthese
Synthese van eiwitten getransporteerd naar de plasmamembraan, het Golgi-apparaat, de
vacuole of de extracellulaire ruimte
!Chloroplasten, mitochondriën en cytosol produceren ook eiwitten
Eiwitten bevatten een aminozuursequentie die instaat voor transport richt-domeinen

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.

Waarom is deze pagina onscherp?

Dit is een Premium document. Word Premium om het volledige document te kunnen lezen.